Koning van de vier wereldranden

Nadat het koningschap uit de hemel was afgedaald, verbleef het koningschap in Eridu.

In Eridu werd Alulim koning; hij regeerde 28.800 jaar.

Alalgar regeerde 36.000 jaar.

Twee koningen regeerden samen 64.800 jaar.

Toen viel Eridu en werd het koningschap overgebracht naar Bad-Tibira.

Zo begint de Soemerische koningslijst, een document waarin alle koningen worden genoemd die over Soemer (d.w.z. het zuiden van het huidige Irak) zouden hebben geregeerd. Het koningschap wordt hier omschreven als iets bijna tastbaars, dat in een ver verleden uit de hemel was afgedaald, dat maar in één stad tegelijk kon verblijven en dat maar door één persoon tegelijk kon worden bekleed. Dit koningschap was afhankelijk van de wil van de goden en kon zich naar een andere stad verplaatsen wanneer een koning de gunst van de goden verloren had. Aan het begin van de lijst worden koningen genoemd die wel tienduizenden jaren zouden hebben geregeerd, maar na de Zondvloed daalt dit naar hooguit 1500 jaar en tegen de tijd dat historisch geattesteerde dynastieën worden genoemd, worden de getallen realistischer. Het onderliggende idee is dat Soemer al sinds mensheugenis werd geregeerd door één koning.

De Weld-Blundell Prisma, de best bewaard gebleven versie van de Soemerische koningslijst.

De oerversie van de Soemerische koningslijst werd op schrift gesteld onder de Derde Dynastie van Ur (2112-2004 v. Chr.). In werkelijkheid was dit slechts de tweede dynastie die over heel Soemer regeerde. De eerste dynastie die over heel Soemer regeerde, de Dynastie van Akkad (2334-2154 v. Chr.), was echter omstreden. Deze dynastie was van niet-Soemerische oorsprong, had de Soemerische stadstaten met geweld onderworpen en was ten onder gegaan door aanvallen van ‘barbaren’ uit het oosten. Hierdoor was onder de Soemeriërs de indruk ontstaan dat de Dynastie van Akkad de gunst van de goden verloren had. Om de centrale rol van de Dynastie van Akkad in de eenwording van Soemer te bagatelliseren, wilden de koningen van de Derde Dynastie van Ur het doen lijken alsof er vóór de Dynastie van Akkad al vele Soemerische dynastieën waren geweest die bovendien veel langer hadden geregeerd.

Maar hoe zit het dan met de koningen die vóór de dynastie van Akkad worden genoemd? Waarschijnlijk gaat het hier om legerleiders (ook wel ‘lugals’ oftewel ‘grote mannen’ genoemd) die tijdelijk de macht over een stadstaat of een verbond van stadstaten wisten te bemachtigen. Deze ‘lugals’ waren hoofden van invloedrijke families die zelf kleine legers bijeen konden brengen en door de hogepriester of een volksvergadering de leiding over een stadstaat of een verbond van stadstaten kregen toegewezen. Zij moesten hun macht delen met de hogepriesters (ook wel ‘ensis’ oftewel ‘eigenaren van de akkers’ genoemd), die een groot deel van de landbouwgrond rondom de stad bezaten en ook rechtspraken. Deze ‘lugals’ zouden later door de Derde Dynastie van Ur worden ondergebracht in verschillende opeenvolgende dynastieën.

Aanvankelijk was Soemer dus verdeeld onder verschillende stadstaten met onderling strijdende legerleiders. Toch groeide bij de Soemeriërs het besef dat hun stadstaten deel uitmaakten van één beschaving: een ‘oikoumene’. Ze woonden in steden, ze hadden wetten en ze vereerden dezelfde goden. Dat kon je van de ‘barbaren’ uit de bergen of de woestijn niet zeggen. Door dit besef van culturele eenheid groeide onder de Soemeriërs de behoefte aan één ‘lugal’ die deze ‘oikoumene’ tegen de ‘barbaren’ kon beschermen. De ‘lugals’ werden steeds belangrijker en machtiger en namen steeds meer taken van de ‘ensis’ over. Ze gingen rechtspreken en eigenden zich steeds meer landbouwgrond toe. Het idee dat een succesvolle ‘lugal’ was uitverkoren door de goden, ontstond waarschijnlijk in deze tijd.

De roep om één lugal die heel Soemer kon leiden, zou in de 24ste eeuw v. Chr. leiden tot hevige concurrentie tussen de verschillende ‘lugals’. Urukagina van Lagash, Ur-Zababa van Kish en Lugal-Zagesi van Umma lijken allemaal een poging te hebben gedaan Soemer onder hun gezag te verenigen. Maar uiteindelijk zou Sargon van Akkad (r. 2334-2278), een ‘lugal’ van Semitische afkomst, hier als eerste in slagen. Sargon versloeg zijn rivalen, onderwierp de Soemerische stadstaten en organiseerde militaire expedities tegen naburige volken. Zo won Sargon een reputatie van beschermheer van de ‘oikoumene’. De nakomelingen van Sargon probeerden deze reputatie hoog te houden door nog meer veldtochten tegen buurvolken te organiseren. Naram-Sîn (r. 2254-2218), de kleinzoon van Sargon, was de meest succesvolle onder hen en liet zich zelfs ‘koning van de vier wereldranden’ noemen. Voor het gevoel van de Soemeriërs omvatte zijn koninkrijk de hele wereld.

Niet lang na de dood van Naram-Sîn kwam de Dynastie van Akkad ten val als gevolg van een troonstrijd en aanvallen van de Gutiërs, een volk uit het huidige Iran. De ondergang van de Dynastie van Akkad leidde tot speculaties dat deze dynastie de gunst van de goden verloren had. Toch bleef de behoefte aan één leider voor de hele ‘oikoumene’ bestaan. Deze behoefte leidde ertoe dat de Soemerische stadstaten eind 22ste eeuw v. Chr. onder leiding van Utu-Hegal van Uruk (r. 2119-2112 v. Chr.) hun krachten bundelden om de Gutiërs te verdrijven. Na de dood van Utu-Hegal stelden de Soemerische stadstaten zich onder het gezag van diens broer Ur-Nammu van Ur (r. 2112-2095 v. Chr.). Hij zou de Derde Dynastie van Ur stichten en gaf waarschijnlijk ook de opdracht tot het opstellen van de oerversie van de Soemerische koningslijst.

Het ideaal van één koning die over de hele ‘oikoumene’ heerste, zou ook na de val van de Derde Dynastie van Ur blijven voortbestaan. In de 20ste en 19de eeuw v. Chr. streden de stadstaten Isin en Larsa om het koningschap, maar de strijd bleef onbeslist. In de 18de eeuw v. Chr. werden deze twee stadstaten overschaduwd door Assur en Babylon, die grote delen van het Tweestromenland onder hun gezag brachten en de koninkrijken Assyrië en Babylonië stichtten. De koningen van Assyrië en Babylonië beschouwden zich als erfgenamen van de Soemerische en Akkadische koningen. Ze meenden dat zij door de goden waren aangewezen om over de hele ‘oikoumene’ te regeren en dat ze daarom ook het recht hadden om overal ter wereld hun gezag te doen gelden. Dit idee zou de weg vrijmaken voor de opkomst van de eerste wereldrijken in het Nabije Oosten.

Meer over de oorsprong van het Soemerische koningsideaal lees je in mijn boek Het Wereldrijk van het Tweestromenland, dat vanaf 26 januari 2021 in de winkel ligt maar nu al hier te bestellen is.

#GrondslagenNet