Verloren Oudheid – De Oxusbeschaving

Tussen 2300 en 1700 v. Chr. bloeide in Centraal-Azië een ware rivierdalbeschaving. De Oxusbeschaving, ook wel Bactria Margiana Archaeological Complex (BMAC) genoemd ontsprong langs de oevers van de rivieren Murghab en Oxus (Amu Darya) en telde tientallen ommuurde steden. De Oxusbeschaving heeft mogelijk een belangrijke culturele invloed uitgeoefend op de Indo-Arische stammen die door het gebied heen trokken. Uit de religie van deze Indo-Ariërs kwam vervolgens het hindoeïsme voort. Hieronder volgt een bespreking van de mogelijke sporen die de Oxusbeschaving heeft nagelaten in deze religie.

Opkomst van de Oxusbeschaving
Omstreeks 6000 v. Chr. vestigden de eerste landbouwers zich op de noordelijke hellingen van de Kopet Dag. Waarschijnlijk stamden zij direct af van de vroegste landbouwers uit het Nabije Oosten. Door gebruik te maken van irrigatielandbouw wisten deze landbouwers de rivierdalen van de Oxus en de Murghab te koloniseren. Omstreeks 4100 v. Chr. namen zij technieken voor koperbewerking over van migranten van de Iraanse hoogvlakte en omstreeks 2300 v. Chr. leerden zij ook brons bewerken. Niet lang daarna groeiden de eeuwenoude landbouwnederzettingen uit tot grote steden. Deze steden werden omringd door dubbele of zelfs driedubbele verdedigingsmuren en in al deze steden werden indrukwekkende monumentale bouwwerken opgericht. Het handelsnetwerk van deze steden reikte tot in het Indusdal en besloeg vrijwel de gehele Iraanse hoogvlakte.

Culturen van zuidwestelijk Azië omstreeks 2000 v. Chr. De kaart is gebaseerd op inzichten van Maurizio Tosi.
Bron: https://www.penn.museum/sites/expedition/the-middle-asian-interaction-sphere/

De Andronovo cultuur
Tussen 2100 en 1800 v. Chr. leefde langs de zuidelijke uitlopers van het Oeralgebergte een redelijk homogene groep nomadische herdersstammen. Hun cultuur staat bekend als de Sintashta cultuur en vermoedelijk spraken zijn de proto-Indo-Iraanse taal. De Indo-Iraansetalen vormen een tak van de Indo-Europese talenfamilie. Op hun zoektocht naar nieuwe weides verspreidden de Indo-Iraanse stammen zich over de steppes van Centraal-Azië. De vraag naar koper en tin voor de vervaardiging van bronzen wapens zal hierbij ook een rol hebben gespeeld. Deze grondstoffen waren aan de oevers van het Aralmeer volop te vinden. In de loop van het tweede millennium v. Chr. vormden de Indo-Iraanse stammen de zogenaamde Andronovo cultuur, die vrijwel geheel Centraal-Azië besloeg. Hun nieuwste uitvinding, de strijdwagen met gespaakte wielen, gaf hen een militair overwicht over hun buren. Omstreeks 1900 v. Chr. kwamen de Indo-Iraanse stammen voor het eerst in contact met de Oxusbeschaving. 

Interactie tussen Indo-Iraniërs en de Oxusbeschaving
Sporen van interactie tussen Indo-Iraanse stammen en de Oxusbeschaving zijn terug te vinden in de materiële cultuur. Zo zijn in de steden van de Oxusbeschaving praalgraven gevonden waarin ook paarden en strijdwagens werden bijgezet. Dit wordt vaak gezien als een typisch Indo-Iraans verschijnsel. Of dit ook betekent dat een Indo-Iraanse elite de macht in de steden had overgenomen valt niet met zekerheid te zeggen. Duidelijk is wel dat de door Indo-Iraniërs geïntroduceerde manier van oorlogvoeren met paard en strijdwagen ook in de steden werd overgenomen. Omstreeks 1700 v. Chr. kwamen de steden van de Oxusbeschaving ten val als gevolg van oorlogsvoering, waarschijnlijk tegen stammen die de proto-Indo-Arische taal spraken. De Indo-Arische talen vormen een belangrijke subgroep van de Indo-Iraanse talen. De steden werden verlaten en men ging massaal over op extensieve veeteelt.

Archaeologische culturen die geassocieerd worden met de Indo-Iraanse migraties. De Oxusbeschaving (BMAC) in oranje.
Auteur: Dbachmann

Indo-Arische migraties
Nu de steden van de Oxusbeschaving ten onder waren gegaan en de plaatselijke bevolking was overgegaan op de extensieve veeteelt, kregen de veehoudende Indo-Ariërs vrij spel. Al snel verspreiden Indo-Arische stammen zich over de gehele Iraanse hoogvlakte. Een deel van deze stammen trok tussen 1400 en 1200 v. Chr. richting India en vestigde zich in de Punjab. Aldaar ontstond de zogenaamde Vedischecultuur, met gewijde literatuur en een erfelijke priesterklasse. De Vedische Ariërs verspreidden zich in de loop der eeuwen over noordelijk India en stichtten daar verschillende koninkrijken. Enkele andere Indo-Arische stammen trokken naar Syrië, waar zij omstreeks 1500 v. Chr. de Hurritische bevolking onderwierpen en het koninkrijk Mitannistichtten. De Indo-Arische elite van Mitanni bracht het gebruik van de strijdwagen naar het Nabije Oosten. De taal en religie van de Mitanni Ariërs verschilt weinig van het Sanskriet en de Vedische religie. 

Invloed op de Vedische religie
Volgens verschillende Indologen, waaronder Asko Parpola en Michael Witzel, heeft de interactie tussen de verstedelijkte Oxusbeschaving en de nomadische Indo-Ariërs sporen nagelaten in de Vedische religie. Zo zouden onder meer het concept van erfelijk priesterschap en het ritueel met de geestverruimende drank soma van de Oxusbeschaving zijn overgenomen. Enkele belangrijke Vedische goden, waaronder Indra, Varuna en Mithra, zijn mogelijk ook aan deze beschaving ontleend. De prominente positie van deze goden binnen de Vedische religie is waarschijnlijk niet te herleiden tot de proto-Indo-Iraanse cultuur, waarin voornamelijk de elementen der natuur werden vereerd: Vader Hemel, Moeder Aarde, het Heilige Vuur, Riviergodinnen, de Zonnewagen, de Morgenster, de Avondster en de Rozevingerige Dageraad. Bovendien zijn Vedische legenden over Arische stammen die de ommuurde forten van de demonische Dasa innemen mogelijk gebaseerd op de oorlogen tussen Indo-Arische stammen en de Oxusbeschaving rond 1700 v. Chr.

De hindoegod Indra, gezeten op een olifant. De naam van Indra is mogelijk ontleend aan de Oxusbeschaving.

Discussie
Hoeveel religieuze gebruiken de Indo-Ariërs daadwerkelijk van de Oxusbeschaving hebben overgenomen valt niet met zekerheid te zeggen. Om dergelijke invloeden te kunnen identificeren moet men namelijk eerst weten hoe de proto-Indo-Iraanse cultuur van de steppe eruit zag. Dit laatste is niet eenvoudig, aangezien de Indo-Iraniërs van de steppe geen schriftelijke bronnen hebben nagelaten. Bovendien is het mogelijk dat de Iraanse stammen die tussen 1400 en 1200 v. Chr. naar de Iraanse hoogvlakte zijn gemigreerd beïnvloed zijn door de reeds aanwezige Indo-Arische religie. Sommige overeenkomsten tussen de Iraanse Avesta en Indo-Arische Rigveda zouden dus wellicht niet verklaard moeten worden vanuit een gemeenschappelijke oorsprong, maar vanuit culturele beïnvloeding. Een redelijk betrouwbare methode om invloeden vanuit de Oxusbeschaving vast te stellen is te zoeken naar leenwoorden en (goden)namen met een onduidelijke etymologie, maar ook hier valt weinig met zekerheid te zeggen. Hoe het ook zij, deze puzzel is nog lang niet opgelost.

Opkomst van het Perzische Rijk (4)

In mijn vorige column schreef ik hoe Cyrus de Grote in een reeks imposante veldtochten bijna het gehele Midden-Oosten aan zijn gezag onderwierp. Kenmerkend aan zijn veroveringen is dat hij telkens de bestaande machtsstructuren intact liet en hierop voort bouwde. De Medisch-Perzische stammencoalitie bleef een los samenwerkingsverband tussen Medische en Perzische stammen, koninkrijken als Armenië, Lydië en Bactrië bleven losse koninkrijken en het Babylonische Rijk bleef grotendeels in dezelfde vorm voortbestaan. Het enige verschil was dat Cyrus nu bij al deze mogendheden aan de top van de piramide stond. Cyrus lijkt weinig te hebben gedaan om zijn verzameling koninkrijken om te vormen tot een gecentraliseerde staat. Hij was in de eerste plaats een veldheer die geïnteresseerd was in het verwerven van roem in de strijd. De gedecentraliseerde aard van het vroege Perzische Rijk zou zich echter al snel wreken.

De regering van Cambyses
Toen Cyrus in 530 v. Chr. stierf volgde zijn zoon Cambyses hem op. Cambyses stond voor de moeilijke opgave de reputatie van zijn vader als legendarisch veldheer te evenaren en hij was daarin redelijk succesvol. Zo wist hij Egypte aan zijn rijk toe te voegen, al lijkt hij daarbij op veel weerstand te zijn gestuit. Terwijl Cambyses bezig was zijn gezag in Egypte te consolideren, stelde hij zijn jongere broer Smerdis aan als gouverneur over de oostelijke delen van zijn rijk. Smerdis lijkt erg populair te zijn geweest onder het volk en in 522 v. Chr. besloot hij zichzelf uit te roepen tot koning. Daarop besloot Cambyses terug te keren naar Perzië, maar onderweg stierf hij onder onduidelijke omstandigheden. Smerdis was nu alleenheerser over het Perzische Rijk.

Cambyses neemt farao Psamtik III gevangen.
Naar een Perzische zegel.

De coup van Darius
Zo’n acht maanden na de dood van Cambyses werd Smerdis door zeven Perzische edelen (= krijgsheren) gedood. Hun leider was Darius, een telg uit de clan der Achaemeniden waartoe ook Cyrus behoorde. Volgens Darius was de Smerdis die hij had omgebracht niet de zoon van Cyrus, maar een magiër (= priester) genaamd Gaumata die zich voor Smerdis uitgaf. De echte Smerdis zou al eerder in het geheim door Cambyses zijn omgebracht. Deze voorstelling van zaken wordt door veel moderne geleerden in twijfel getrokken. Waarschijnlijker is dat Darius wel degelijk de echte Smerdis heeft omgebracht en dat het verhaal van de magiër propaganda was uit het pro-Cambyses kamp. Volgens Herodotus was het Cambyses zelf die dit verhaal de wereld in heeft geholpen en van Darius is bekend dat hij in het leger van Cambyses diende. Met de dood van Smerdis riep Darius zichzelf uit tot koning.

De Perzische burgeroorlog
Niet alleen moderne geleerden, maar ook veel tijdgenoten trokken het verhaal van Darius in twijfel. Zij weigerden hem als legitieme opvolger van Cambyses te erkennen. Plaatselijke machthebbers, zoals de Medische krijgsheren en de Babylonische priesters, hadden slechts trouw gezworen aan Cyrus en zijn nageslacht. Het uitsterven van zijn dynastie betekende wat hen betreft dan ook het einde van de Perzische overheersing. Wat hen betreft was er geen Perzisch Rijk, maar slechts een Perzische dynastie die over hun koninkrijk heerste. Direct na de dood van Smerdis verklaarden veel onderworpen koninkrijken zich dan ook onafhankelijk. Opvallend is dat twee Medische troonpretendenten beweerden af te stammen van de legendarische Medische veldheer Cyaxares en dat twee Babylonische troonpretendenten zich uitgaven voor zonen van de laatste Babylonische koning Nabonidus. Blijkbaar wisten deze namen toch nog veel Babyloniërs en Meden te inspireren.

De Bisotun-inscriptie van Darius. Darius staat links extra groot afgebeeld. Hij staat met een voet op de borst van Gaumata de magiër en kijkt neer op negen geketende troonpretendenten. Bovenaan zweeft een Faravahar (beschermgeest). Onder dit reliëf zijn inscripties in het Elamitisch, Babylonisch en Oud-Perzisch aangebracht.

Darius stelt zichzelf voor
Ondanks het felle verzet tegen zijn coup wist Darius alle separatisten in één jaar te verslaan. Zijn verhaal valt te lezen in de befaamde Bisotun-inscriptie. Darius begint zijn inscriptie met een opsomming van al zijn voorouders tot aan Achaemenes, de legendarische aartsvader van de Achaemeniden. Hiermee kent hij een cruciale rol toe aan erfopvolging binnen de Achaemenidische familie. Vervolgens omschrijft Darius zichzelf als een Pers en een Ariër (= Iraniër) en roept hij de vrijwel alleen door Iraanse volken vereerde god Ahura Mazda aan als zijn persoonlijke beschermgod. Hiermee presenteert hij zijn rijk expliciet als een rijk geregeerd door Perzen. Daarna volgt een opsomming van alle landen waarover Darius heerst. Het apart benoemen van al deze landen lijkt op het eerste gezicht een geval van overbodige grootspraak, totdat we ons beseffen dat het hier daadwerkelijk om aparte, grotendeels autonoom functionerende landen gaat.

Darius herstelt de goddelijke orde
Darius vervolgt zijn verhaal met de opmerking dat hij enkel bij de gratie van Ahura Mazda in staat is over al deze landen te heersen. Hij belooft alle welwillende onderdanen te beschermen en alle kwaadwillende onderdanen te vernietigen. Vervolgens vertelt Darius hoe hij alle troonpretendenten heeft verslagen. Hierbij schildert hij de troonpretendenten steevast af als agenten van de Leugen en werpt hij zichzelf op als hersteller van de goddelijke orde. Het ideaal van de koning als handhaver van de goddelijke orde kwam al voor in het oude Assyrië, Het concept van een metafysische entiteit genaamd ‘de Leugen’ die de goddelijke orde aanvalt lijkt echter te zijn ontleend aan de leer van de profeet Zarathustra. De Iraanse volken geloofden al voor het optreden van Zarathustra in een goddelijke orde, maar brachten dit niet in verband met erfelijk koningschap omdat zij dit toen nog niet kenden.

De Poort van Alle Volken te Persepolis. Deze poort moest men passeren wanneer men tribuut bracht.
Foto: Alborzagros

Geboorte van het Perzische Rijk
Darius had een duidelijke visie op de toekomst van zijn rijk. Dit moest een gecentraliseerd rijk zijn met de Perzen aan de top en geregeerd door de clan der Achaemeniden. Dit rijk was met de gratie van Ahura Mazda tot stand gekomen en diende om de hele wereld te verenigen onder Darius’ welwillende heerschappij. Om een centralisatie van de macht te bewerkstelligen stelde Darius vrienden en familieleden aan als satrapen (onderkoningen) over de onderworpen koninkrijken en stelde hij voor elke satrapie de hoogte van het tribuut vast. Als kroon op zijn werk liet hij het imposante paleizencomplex Persepolis bouwen, waar hij uit alle onderworpen landen tribuut ontving. Bij de bouw waren ambachtslieden uit het hele rijk betrokken, die allen goed werden betaald voor hun werk.

Nalatenschap van Darius
Dankzij de hervormingen van Darius heeft het Perzische Rijk bijna tweehonderd jaar kunnen voortbestaan. In deze tweehonderd jaar waren de verschillende culturen in het gebied dat we nu het Midden-Oosten noemen – divers als ze waren – verenigd in één wereldrijk en raakten ze sterk met elkaar verstrengeld. Hiermee legde het Achaemenidische Rijk de basis voor vele oosterse wereldrijken die nog zouden komen, tot het Abbasidische kalifaat aan toe.

Opkomst van het Perzische Rijk (3)

In mijn vorige column schreef ik hoe de Medische stammen zich eind zevende eeuw v. Chr. onder leiding van Cyaxares verenigden in een stammencoalitie. Deze stammencoalitie dreef de Scythen terug en organiseerde veldtochten naar Assyrië. Als snel sloten ook voorheen machtige koninkrijken als Urartu en Mannea en een deel van de Scythen zich aan bij het bondgenootschap, mogelijk om samen een sterk front te vormen tegen het nu oppermachtige Babylonische Rijk. Dit bondgenootschap lag aan de basis van het Perzische Rijk. De vraag is nu hoe dit Medische Rijk Perzisch is geworden. Hiervoor duiken we eerst in de voorgeschiedenis van de Perzen.

De Perzen
Oorspronkelijk waren de Perzen waarschijnlijk een subgroep van de Meden. Omstreeks 700 v. Chr. leefden zij in de regio Kermanshah in Noordwest-Iran, maar rond 650 v. Chr. trokken zij naar de regio Fars in Zuidwest-Iran. Fars stond destijds bekend als Anshan en vormde het oostelijke deel van het koninkrijk Elam. Hoewel de verwoesting van de Elamitische hoofdstad Susa in 653 v. Chr. tot de politieke neergang van Elam had geleid, bleef de Elamitische cultuur overheersend in de regio. De Perzen vestigden zich tussen de Elamieten van Anshan en namen daar onder leiding van de clan der Achaemeniden de macht over. De Perzen namen vele gebruiken over van de Elamieten, waaronder hun administratieve systeem en het gebruik van Elamitisch als administratieve taal. Het Perzisch-Elamitische koninkrijk Anshan werd al snel en van de meest stabiele en welvarende koninkrijken van Iran tijdens de Duistere Periode.

Verwoesting van de Elamitische hoofdstad Susa door de Assyrische koning Ashurbanipal. Foto gemaakt door Zereshk.

De Elamitische hoofdstad Susa wordt Assyrische soldaten verwoest.
Foto gemaakt door Zereshk.

De val van Ecbatana
Toen in het noorden de Medische stammencoalitie opkwam, sloot Anshan zich waarschijnlijk aan als bondgenoot. Desondanks bleef het koninkrijk de facto onafhankelijk. Toen de Medische krijgsheer Astyagesechter aan de macht kwam – volgens Herodotus een zoon van Cyaxares – besloot hij de stammencoalitie om te vormen tot een meer geïntegreerd koninkrijk. Dit betekende onder meer dat bondgenoot Anshan in het rijk moest worden geïncorporeerd. In 553 v. Chr. viel Astyages daarom Anshan binnen, waar de jonge Achaemenide Cyrus regeerde. Cyrus slaagde erin de aanval van Astyages af te slaan en in 550 v. Chr. was het Cyrus’ beurt om de Meden aan te vallen. Tijdens deze veldtocht kwamen de Medische troepen, waaronder vele krijgsheren, in opstand tegen Astyages. Ze namen hem gevangen en leverden hem uit aan Cyrus, die daarop zonder problemen de Medische hoofdstad Ecbatana in kon nemen. 

Waarom kwamen de Meden in opstand?
Wanneer wij ons beseffen dat het Medische Rijk in wezen een stammencoalitie c.q. los bondgenootschap was, zijn de bovenstaande gebeurtenissen beter te begrijpen. Door de soevereiniteit van bondgenoot Anshan niet te respecteren ging Astyages een zekere grens over. In plaats van een krijgsheer die als primus inter pares leiding gaf aan een bondgenootschap, profileerde hij zich nu als koning naar Mesopotamisch model. Dit leidde ertoe dat verschillende Medische krijgsheren hun steun voor Astyages introkken. Intussen stond Cyrus waarschijnlijk al bekend als bekwaam veldheer, dus toen hij Ecbatana innam lag het voor de hand dat hij de nieuwe leider van de stammenfederatie zou worden.

De Lydische koning Croesus wordt op een brandstapel geplaatst na te zijn verslagen door Cyrus. Roodfigurig Attisch amfoor uit Vulci (500-490 v. Chr.), nu in het Louvre, Parijs.

De Lydische koning Croesus wordt op een brandstapel geplaatst na te zijn verslagen door Cyrus.
Roodfigurige amfoor uit Vulci (500-490 v. Chr.), nu in het Louvre, Parijs.

Verzet tegen de coup van Cyrus
Niet iedereen erkende echter het gezag van Cyrus. Zo erkende de koning van Urartu – een voormalige bondgenoot van de Medische stammencoalitie – Cyrus niet als nieuwe leider. In 547 v. Chr. werd Urartu echter door Cyrus veroverd en werd de koning ter dood gebracht. De coup vormde ook voor de Lydische koning Croesus een reden om de oorlog te verklaren aan Cyrus. Ook Lydië werd echter overwonnen, evenals de Griekse stadstaten aan de westkust van Anatolië. Na zijn overwinning op Croesus keerde Cyrus zich tegen de koning van Bactrië, die volgens Ctesias ook een bondgenoot was geweest van Astyages en Cyrus heerschappij daarom niet erkende. Toen de Bactrische koning echter hoorde dat Cyrus Astyages genade had getoond (en dat hij met een enorm leger in aantocht was) besloot hij zich echter aan Cyrus te onderwerpen.

Een impopulaire koning
Met Iran, Anatolië and Centraal Azië aan zijn voeten richtte Cyrus zijn pijlen op Babylonië, waar Nabonidus regeerde. Nabonidus (r. 556-539 v. Chr.) was van oorsprong een simpele ambtenaar uit Harran die in een door zijn zoon georkestreerde coup op de Babylonische troon terecht was gekomen. Zijn legitimiteit stond dus al van het begin af aan ter discussie. Daarnaast had hij een bijzondere voorliefde voor de maangod Sîn, de beschermgod van Harran. Dat laatste was op zich niet zo’n probleem, ware het niet dat hij de staatscultus van de oppergod Marduk verwaarloosde. Hiermee riep hij de woede van de priesters van Marduk over zich af, die op hun beurt in hoog aanzien stonden bij het volk. Bovendien werd zijn gebrek aan respect voor Marduk, in combinatie met zijn niet-Babylonische achtergrond, uitgelegd als een gebrek aan respect voor de stad Babylon.

'Nebuchadnezzar' door William Blake. De verstandsverbijstering van Nebuchadnezzar, zoals beschreven in het bijbelboek Daniel, is waarschijnlijk gebaseerd op Perzische verhalen over Nabonidus' verblijf in de Arabische woestijn.

‘Nebuchadnezzar’ door William Blake.
De verstandsverbijstering van Nebuchadnezzar zoals beschreven in het bijbelboek Daniel is waarschijnlijk gebaseerd op verhalen over Nabonidus’ verblijf in de Arabische woestijn.

Nabonidus in de Arabische woestijn
Ondanks dit alles had Nabonidus zich kunnen bewijzen als welwillende koning van Babylon. In zijn vierde regeringsjaar (553 v. Chr.) deed hij echter iets waardoor hij de schijn sterk tegen zich kreeg. In dat jaar ging hij op veldtocht naar de Arabische woestijn. Aan het einde van het oorlogsseizoen keerde hij echter niet terug naar Babylon, maar nam hij zijn intrek in de oasestad Tema. Hij stelde zijn zoon Belsazar aan als onderkoning van Babylon, terwijl hij zelf tien jaar in de Arabische woestijn verbleef. In die periode bezocht hij Babylon niet één keer en nam hij niet deel aan de Nieuwjaarsfestivals. De keuze om tien jaar in Tema te verblijven is moeilijk te verklaren. Nabonidus lijkt zijn verantwoordelijkheden als koning te zijn ontlopen. Hierdoor maakte hij zich nog minder populair en was het Babylonische Rijk niet voorbereid op een Perzische invasie. 

De val van Babylon
In 539 v. Chr. viel Cyrus het Babylonische Rijk binnen. Bij de stad Opis troffen de Perzische en Babylonische troepen elkaar en behaalden de Perzen een glansrijke overwinning. Het Babylonische leger sloeg op de vlucht, waarop de Perzen de stad plunderden en de bevolking uitmoordden. Deze wrede daad was waarschijnlijk onderdeel van een vooraf uitgedachte strategie. Niet lang daarna gaf de stad Sippar zich over en stuurde Cyrus ene Gubaru, een Babylonische gouverneur die was overgelopen naar de Perzen, naar Babylon om de voorwaarden voor overgave te bespreken. Toen Gubaru beloofde dat Cyrus de inwoners van Babylon geen kwaad zou doen en dat zij zelfs ongestoord een religieus festival konden voltooien, openden de Babyloniërs de poorten en onthaalden ze Cyrus als een held. Cyrus hield zich aan zijn beloftes en offerde op Babylonische wijze aan Marduk om zijn goede wil te tonen.

De Cyrus Cylinder. Deze Babylonische bouwinscriptie opgesteld in opdracht van Cyrus diende om Cyrus te presenteren als een vrome en deugdzame Mesopotamische koning.

De Cyrus Cylinder. Deze Babylonische bouwinscriptie werd opgesteld in opdracht van Cyrus en diende om Cyrus te presenteren als vrome en deugdzame Mesopotamische koning. Foto gemaakt door Prioryman.

Cyrus’ beleid ten opzichte van overwonnen volken
Door zich te presenteren als vrome en deugdzame Mesopotamische koning wist Cyrus het vertrouwen van de priesters en de edelen te winnen. Hij presenteerde zichzelf als hersteller van de goddelijke orde, terwijl Nabonidus werd afgeschilderd als een gevaarlijke gek. Cyrus’ beleid ten opzichte van Babylonie was grotendeels pragmatisch. Hij had het respect van de Meden en Perzen gewonnen door zich te profileren als bekwaam veldheer en primus inter pares, maar om de Babyloniërs voor zich te winnen profileerde hij zich als een traditionele Mesopotamische koning. In beide gevallen probeerde hij de plaatselijke elites – de Iraanse krijgsheren en de Mesopotamische priesters – aan zijn kant te krijgen.

De volgende keer…
Met de veroveringen van Cyrus is de basis voor het Perzische Rijk gelegd. Het had echter weinig gescheeld of het Perzische Rijk was tien jaar na de dood van Cyrus al ineengestort. In de kern was het Perzische Rijk namelijk nog altijd een verzameling stammen en koninkrijken. In het volgende deel lees je hoe Darius de stammencoalitie omvormde tot een waar wereldrijk.

Opkomst van het Perzische Rijk (2)

In mijn vorige column schreef ik hoe de Medische krijgsheren onder bescherming van de Assyrische koning steeds machtiger werden. Een krijgsheer die door de Assyrische koning werd erkend kon op diens steun rekenen wanneer zijn gezag van onderop werd betwist. Hierdoor kreeg het ‘ambt’ van stamhoofd een meer permanent karakter. Bovendien leidde de Assyrische kolonisatie tot een toename van de handel langs de Khorasan-route. De Medische krijgsheren verrijkten zich en lieten heuvelforten, heiligdommen en zuilenhallen bouwen.

Het einde van de Assyrische overheersing
Uitgaande van deze situatie kan men zich goed voorstellen dat het einde van de Assyrische overheersing verstrekkende gevolgen moet hebben gehad voor de Meden. Welke gevolgen dat precies waren is moeilijk te achterhalen. De Assyrische bronnen maken na 656 v. Chr. geen melding meer van de Meden en in het archeologisch bestand is te zien dat veel heuvelforten in deze periode worden verlaten. Waar eerst krijgsheren met hun entourage vertoefden, nemen nu herders met hun vee hun intrek. Om te achterhalen welke ontwikkelingen zich in de Duistere Periode tussen 670 en 550 v. Chr. hebben voltrokken zijn we aangewezen op een klein aantal Babylonische en Hebreeuwse bronnen en Griekse auteurs als Herodotus, die veel later schreven. Het idee dat de Meden in deze Duistere Periode een wereldrijk hebben gesticht is vooral gebaseerd op het werk van Herodotus.

Al rond 700 v. Chr. werd het (waarschijnlijk) Ellipiaanse fort Baba-Jan verlaten, waarna (waarschijnlijk) Medische herders er hun intrek namen. Hierboven een reconstructie van Baba-Jan met de geïmproviseerde dunne muurtjes die de herders hadden aangebracht.

Reeds rond 700 v. Chr. werd het (waarschijnlijk) Ellipiaanse fort Baba-Jan verlaten, waarop (waarschijnlijk) Medische herders er hun intrek namen. Hierboven een reconstructie van Baba-Jan met de door herders aangebrachte veestallen op de binnenplaats.

Het Medische Rijk volgens Herodotus
Volgens Herodotus (1.95-1.106) waren de Meden het eerste volk dat zich losmaakte van de Assyrische overheersing. Kort daarna vervallen ze echter tot anarchie. Uiteindelijk slaagt een rechter genaamd Deioces erin zes Medische stammen onder zijn gezag te verenigen. Zijn zoon Fraortes verovert naburige koninkrijken, waaronder Perzië, en valt Assyrië binnen. Fraortes sneuvelt echter tijdens deze invasie, waarop de Scythen, die Assyrië te hulp waren gekomen, de macht overnemen in Medië. De leider van de Scythen is Madyes, zoon van Protothyes (de Bartatua die een bondgenootschap sloot met de Assyrische koning Esarhaddon). Uiteindelijk slaagt Fraortes’ zoon Cyaxares erin de Scythen te verdrijven, het Medische Rijk te herstellen en Assyrië te veroveren.

Het Medische Rijk volgens contemporaine bronnen
Dat Cyaxares een rol heeft gespeeld in de ondergang van Assyrië wordt bevestigd door Babylonische kronieken. Cyaxares zou in 614 v. Chr. de heilige stad Ashur hebben veroverd en vervolgens een bondgenootschap hebben gesloten met de Babylonische koning Nabopolassar. In 612 v. Chr. nemen de twee koningen samen de Assyrische hoofdstad Nineveh in. Na de val van Nineveh lijken de relaties tussen de Babyloniërs en de Meden te zijn bekoeld. In 593 v. Chr. voorspelt de profeet Jeremia dat de Meden Babylonië zouden binnenvallen. Hij beschrijft een coalitie van UrarteeërsManneeërs, Scythen en meerdere Medische koningen. Niet lang daarna – tussen 590 en 585 v. Chr. – zou Cyaxares volgens Herodotus (1.73-74) oorlog hebben gevoerd tegen het koninkrijk Lydië, in westelijk Anatolië. De Meden bleven dus in staat grote veldtochten naar verre gebieden te organiseren.

De belangrijkste grootmachten in het Nabije Oosten rond 600 v. Chr. Naar: Shepherd, W.R. 1923 'The Historical Atlas.' Het Medische Rijk is hier erg groot afgebeeld, in navolging van Herodotus' verslag.

De belangrijkste grootmachten in het Nabije Oosten rond 550 v. Chr. In navolging van Herodotus is het Medische Rijk hier behoorlijk groot afgebeeld. Naar: Shepherd, W.R. (1923): ‘The Historical Atlas’.

Medië als stammencoalitie
Op basis van Herodotus’ verslag is men er lange tijd vanuit gegaan dat de Meden een wereldrijk hadden gevormd dat grote delen van Iran en oostelijk Anatolië omvatte. Voor het bestaan zo’n groot rijk is echter noch in het archeologische bestand, noch in de contemporaine bronnen hard bewijs gevonden. De Nederlandse historica Heleen Sancisi-Weerdenburg (1944-2000) trok het idee van een Medisch Rijk dan ook in twijfel. Volgens haar is er geen bewijs voor het bestaan van een staatssamenleving in Iran tijdens de zogenaamde Duistere Periode. De regio zou zelfs in politiek en economisch verval geweest zijn. Als alternatief stelde Sancisi-Weerdenburg voor dat het Medische Rijk meer weg had van een stammencoalitie.

Wat is een stammencoalitie?
Een stammencoalitie komt tot stand wanneer leiders van verschillende stammen besluiten samen te werken. Vaak kiezen zij één capabele krijgsheer uit om de coalitie te leiden. Wanneer veel stammen zich bij zo’n coalitie aansluiten kan deze in korte tijd enorm groot worden en ook enorm veel schade aanrichten. De machtsverhoudingen binnen zo’n stammencoalitie zijn echter wel instabiel. Macht is niet geïnstitutionaliseerd, maar is gebaseerd op het persoonlijke charisma van de leider. Wanneer de leiders van de stammen massaal besluiten zich uit de stammencoalitie terug te trekken, of wanneer één krijgsheer de leider van de stammencoalitie naar de kroon steekt, kan zo’n stammencoalitie zo weer uiteenvallen.

Turkse en Mongoolse volken kwamen op zogenaamde Kurultai's bijeen om de leiders van hun stammencoalities te kiezen. De Medische stammencoalitie kan ook op een dergelijke manier tot stand zijn gekomen. Bron: http://kazakhworld.com/election-khan-kurultai-kazakhkhanate/#prettyPhoto

Turkse en Mongoolse volken kwamen op zogenaamde Kurultai’s bijeen om de leiders van hun stammencoalities te kiezen. De Medische stammencoalitie kan ook op een dergelijke manier tot stand zijn gekomen. Bron: http://kazakhworld.com/election-khan-kurultai-kazakhkhanate/#prettyPhoto

De Duistere Periode
Laat ons nu zien hoe we de gebeurtenissen in de Duistere Periode in het licht van deze hypothese kunnen interpreteren. De Duistere Periode lijkt te zijn begonnen nadat de Assyriërs rond 670 v. Chr. hun grip op het Zagrosgebergte waren kwijtgeraakt. Hierdoor werden de Medische krijgsheren niet langer beschermd door de Assyrische koning en stortte ook de handel langs de Khorasan-route in. Tot overmaat van ramp werden de Medische stammen getergd door Cimmerische en Scythische rooftochten. Veel Medische koninkrijkjes zijn waarschijnlijk in de loop van de zevende eeuw v. Chr. ten onder gegaan. De koninkrijkjes van pre-Indo-Europese volken als de Manneeërs, Elippianen en Kassieten gingen eveneens ten onder, waardoor de Meden zich eenvoudiger op hun territorium konden vestigen.

De opkomst van Cyaxares
Met de ineenstorting van de traditionele machtsstructuren kwam er ruimte voor nieuwe machthebbers. De eerdergenoemde Cyaxares lijkt er als eerste in te zijn geslaagd de Medische stammen te verenigen. Mogelijk is deze stammencoalitie tot stand gekomen in een poging de Scythen (eveneens een stammencoalitie) te verslaan, zoals Herodotus suggereert. Door zijn overwinning op de Scythen kwam Cyaxares bekend te staan als een groot krijgsheer, waardoor hij later ook werd uitgekozen om de expedities tegen Assyrië en Lydië te leiden.

De belangrijkste grootmachten in het Nabije Oosten rond 550 v. Chr. Ditmaal is de omvang en samenstelling van het Medische Rijk aangepast aan moderne inzichten. Eigen werk.

De belangrijkste grootmachten in het Nabije Oosten rond 550 v. Chr. (eigen werk). De omvang van het Medische Rijk is hier aangepast aan moderne inzichten.

De stammencoalitie groeit
Na zijn indrukwekkende veldtochten tegen het eens zo gevreesde Assyrië nam Cyaxares’ invloed over naburige volken toe. Als we Jeremia mogen geloven sloten ook Urartu, Mannea en de Scythen zich aan bij zijn coalitie. Toch was er geen sprake van een gecentraliseerd wereldrijk. Zo heeft Jeremia het over ‘de koningen der Meden’ (de meervoudsvorm in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst is in de meeste vertalingen bij wijze van hypercorrectie genegeerd), wat impliceert dat de Meden nog altijd meerdere leiders hadden.  Bovendien noemt Jeremia Urartu, Mannea en de Scythen als aparte mogendheden. Weliswaar bondgenoten, maar geen onderdanen van de Meden. De auteur van de Nabonidus Cylinder heeft het over “vele koningen die aan hun (i.e. van de Meden) zijde marcheren”.

De Perzische overname
Aan het begin van de zesde eeuw v. Chr. bestond er dus een Medische stammencoalitie die grote delen van noordelijk en westelijk Iran besloeg. De leider van deze stammencoalitie – Cyaxares – stond bovendien aan het hoofd van een bondgenootschap waartoe ook voorheen machtige koninkrijken als Urartu, Mannaea en Scythië behoorden. Dit bondgenootschap streed tegen Lydië en leefde op gespannen voet met het Babylonische Rijk. Dat dit bondgenootschap door latere auteurs voor een wereldrijk is aangezien is goed te begrijpen. De vraag die ons nu rest is: Hoe is dit Medische Rijk Perzisch geworden? Daarover schrijf ik in mijn volgende column.

Opkomst van het Perzische Rijk (1)

Antieke wereldrijken waren vaak weinig meer dan de privéondernemingen van succesvolle krijgsheren. Zolang een krijgsheer de plaatselijke adel, geestelijkheid en bureaucratie zo ver kon krijgen zijn bevelen op te volgen, kon hij beweren over dat gebied te heersen. Deze krijgsheren waren sterk afhankelijk van de goodwill van de plaatselijke elites en de grillen van het lot. Als we de opkomst en ondergang van oude wereldrijken willen begrijpen, moeten we ons dus eerst afvragen welke factoren deze plaatselijke elites ertoe bewogen zich te onderwerpen aan één leider. Een goed voorbeeld van een antiek wereldrijk dat in een oogwenk tot stand lijkt te zijn gekomen is het Perzische Rijk.

Binnen enkele decennia verenigden de Perzen bijna het gehele Midden-Oosten in één wereldrijk. Over de voorgeschiedenis van het Perzische Rijk bestaan nog veel onduidelijkheden. Griekse bronnen stellen dat het Perzische Rijk voort bouwde op een eerder Medisch Rijk, maar voor zo’n Medisch Rijk is nooit hard bewijs gevonden. Sterker nog, de periode waarin het Medische Rijk op haar hoogtepunt zou zijn geweest valt te typeren als een Duistere Periode. Als er geen Medisch Rijk was, hoe is het Perzische Rijk dan tot stand gekomen? En wat is de rol van de Meden hierin?

Het Perzische Rijk rond 500 v. Chr.

Het Perzische Rijk rond 500 v. Chr.

Vroegste geschiedenis van de Meden
Van oorsprong waren de Meden een nomadisch herdersvolk dat op de steppe van Centraal-Azië leefde. Tegen het einde van het tweede millennium v. Chr. trokken zij het huidige Iran binnen, waar ze zich vestigden ten oosten van het Zagrosgebergte. In de vroegste Assyrische bronnen worden de Meden beschreven als een losse verzameling stammen geleid door krijgsheren. Eenmaal in Iran aangekomen gaven de Meden hun nomadische leefwijze op en vestigen ze zich in dorpen en heuvelforten.

Al sinds mensheugenis bestond er een bloeiende handel tussen de herders uit het Zagrosgebergte en de boeren uit Mesopotamië. Oorspronkelijk waren deze handelsrelaties min of meer gelijkwaardig. Toen Assyrië in de negende eeuw v. Chr. sterk verstedelijkte, nam de vraag naar grondstoffen echter toe. Omdat de Assyriërs de invoer van goederen uit het Zagrosgebergte (vlees, zuivelproducten, bont, paarden) veilig wilden stellen, organiseerden zij rooftochten naar het Zagrosgebergte. De gewenste goederen eisten ze als tribuut van de overwonnen krijgsheren.

Fragment van de Zwarte Obelisk van Salmanasser III (835 v. Chr.). De koning van Musri (een koninkrijkje in Iran) brengt kamelen als tribuut. Bron: http://www.ancient.eu/image/2487/

Fragment van de Zwarte Obelisk van Salmanasser III (835 v. Chr.).
De koning van Musri (een koninkrijkje in Iran) brengt kamelen als tribuut.
Bron: http://www.ancient.eu/image/2487/

Assyrische kolonisatie
Met de opkomst van Tiglath-Pileser III kwam het Assyrische Rijk tot bloei. Tijdens zijn regering (745-727 v. Chr.) en die van Sargon II(722-705 v. Chr.) begonnen de Assyriërs de door hen veroverde gebieden in hun rijk te incorporeren. Dit deden ze ofwel door afspraken te maken met de plaatselijke vorsten, ofwel door gouverneurs aan te stellen. De Assyriërs koloniseerden ook het Zagrosgebergte, waarschijnlijk als reactie op de expansionistische politiek van Urartu. Het Zagrosgebergte was van immens strategisch en economisch belang. De plaatselijke bevolking, waaronder ook de Meden, fokten strijdpaarden van zeer hoge kwaliteit en beheerste de handelsroute die van Mesopotamië naar Centraal-Azië leidde: de Khorasan-route.

Aangezien de Meden verdeeld waren over tientallen stammen en geen centraal gezag kenden, stelden de Assyriërs een gouverneur aan om een jaarlijks tribuut te innen. Daarnaast stichtten de Assyriërs handelsposten langs de Khorasan-route. De plicht om tribuut te betalen aan de Assyrische gouverneur, samen met de toegenomen handel langs de Khorasan-route, kwam de machtspositie van de Medische krijgsheren ten goede. Zij waren nu immers ook verantwoordelijk voor het onderhouden van een goede verstandhouding met de gouverneur, het coördineren van de (over)productie van de gewenste goederen, het heffen van tol op handelskaravanen en het herverdelen van de rijkdom.

Assyriërs belegeren het (Medische?) fort Kishessim. Bron: http://www.ucl.ac.uk/sargon/essentials/countries/medes/

Assyriërs belegeren het (Medische?) fort Kishessim.
Bron: http://www.ucl.ac.uk/sargon/essentials/countries/medes/

Gevolgen van de Assyrische overheersing
De positie van de krijgsheren werd stabieler en de Medische samenleving veranderde geleidelijk aan in een gelaagde samenleving. Op archeologische sites als Nush-e JanGodin Tepe en Baba-Jan zijn sporen van tempels, forten, zuilenhallen en opslagkamers opgegraven. De bouw hiervan vereist vele mens-uren en een centrale planning. De verstandhouding tussen de Medische krijgsheren en de Assyrische koning bleef gedurende de hele Assyrische overheersing bijzonder goed. De Medische krijgsheren hadden hun versterkte positie immers aan de Assyriërs te danken. Tijdens de regering van Esarhaddon (681-669 v. Chr.) leverden sommige Medische krijgsheren zelfs lijfwachten voor de kroonprins Ashurbanipal.

Tijdens de Assyrische periode verspreidden de Meden zich over geheel Noordwest-Iran. Voorheen leefden de Meden vooral op de steppes ten oosten van het Zagrosgebergte. Het grootste deel van Noordwest-Iran werd bewoond door pre-Indo-Europese volken zoals de KassietenMannaeërs en Ellipianen, die verspreid over verschillende kleine koninkrijkjes leefden. Gelijktijdig met de Assyrische overheersing zien we echter dat het aardewerk dat met de Meden wordt geassocieerd zich over geheel Noordwest-Iran verspreidt. Het aantal Iraanse namen in deze regio neemt ook sterk toe. Blijkbaar hadden de Meden zich tussen de pre-Indo-Europese bevolking gevestigd, met als gevolg een golf van ‘Iranisering’ in Noordwest-Iran.

Scythisch Goud. Allard Pierson Museum, Amsterdam. http://www.emgoldex.com/gold-news/read.php?nid=1196&ln=en

Scythisch Goud.
Allard Pierson Museum, Amsterdam.
http://www.emgoldex.com/gold-news/read.php?nid=1196&ln=en

De Duistere Periode van de Meden
Rond 670 v. Chr. lijkt de Assyrische overheersing in het Zagrosgebergte ten einde te zijn gekomen. Hoewel Esarhaddon (681-669 v. Chr.) nog beweerde de ‘verre Meden’ te hebben onderworpen, is dat waarschijnlijk weinig meer dan grootspraak. Uit orakelspreuken van dezelfde koning weten we dat hij vreesde voor een invasie van verschillende volken langs de noordelijke en oostelijke grenzen, waaronder Cimmeriërs, Mannaeërs, Meden en een krijgsheer met de Iraanse naam Kashtaritu. Deze onrust was mogelijk het gevolg van de Cimmerische en Scythische migraties van de vroege zevende eeuw v. Chr. Uiteindelijk sloot Esarhaddon een bondgenootschap met de Scythische koning Bartatua en keerde de rust weder. Kort daarop worden de Meden en andere volken in het Zagrosgebergte echter niet meer genoemd.

Tussen de laatste vermelding van de Meden in de Assyrische bronnen (656 v. Chr.) en de opkomst van het Perzische Rijk (550 v. Chr.) liggen meer dan honderd jaren waarin de Meden nauwelijks meer genoemd worden. Dit is vreemd, zeker wanneer men bedenkt dat het Medische Rijk dat in Griekse bronnen wordt genoemd in deze periode op haar hoogtepunt moet zijn geweest. Wat kan er in deze periode gebeurd zijn? Hoe hebben de tientallen kleine stammen zich omgevormd tot een wereldmacht die in staat was de grootste koninkrijken van die tijd te onderwerpen? Meer hierover in deel 2 van mijn serie.

Verloren Oudheid – Kleitabletten als inzet van rechtszaak

Op 3 maart 2013 interviewde ik Wouter Henkelman, Associate Professor aan de École Pratique des Hautes Études. Sinds 2006 is hij met een kleine groep specialisten bezig de teksten uit het Persepolis Fortification Archive (hierna PFA) te vertalen en uit te geven. Het Persepolis Fortification Archive geeft gedetailleerde informatie over de organisatie en administratie van het Perzische rijk. Het archief was destijds inzet van een controversiële rechtszaak.

De rechtszaak
Op 4 september 1997 bliezen drie zelfmoordterroristen zichzelf op in de Ben Yehuda straat te Jeruzalem. De aanslag werd vervolgens opgeëist door Hamas. Aangezien Hamas financiële steun ontvangt van de Iraanse overheid, hebben enkele Amerikaanse overlevenden de Iraanse overheid voor het federale gerecht gesleept en smartengeld geëist. De rechter heeft de klagers gelijk gegeven, maar de Iraanse overheid is niet van plan de schadevergoeding te betalen. Om het smartengeld alsnog binnen te halen heeft de advocaat van de overlevenden, David J. Strachman, geopperd de kleitabletten van het Persepolis Fortification Archive aan de hoogste bieder te veilen. De tabletten zijn officieel in bezit van Iran maar liggen sinds 1937 in bruikleen op het Oriental Institute te Chicago. Als de tabletten geveild worden, raken ze waarschijnlijk verloren voor de wetenschap. Niet door verwaarlozing of door oorlog, maar door een Amerikaanse rechtszaak wordt dit erfgoed nu bedreigd.

Het Persepolis Fortification Archive
Het Persepolis Fortification Archive werd in maart 1933 opgegraven tussen de verdedigingsmuren van Persepolis, een paleizencomplex van de Achaemenidische koningen. Het archief bestaat uit zo’n 16.000 kleitabletten daterend uit de tijd van Darius de Grote (522-486 voor Christus), toen het Achaemenidische Rijk in volle bloei was, en maakte deel uit van de paleisadministratie. Het archief diende om de invoer, opslag en herverdeling van gewassen, vee en andere goederen in goede banen te leiden. De kleitabletten geven objectieve en gedetailleerde informatie over de werking van de economie en administratie van dit rijk. Het archief biedt een belangrijk tegenwicht aan de gekleurde en onvolledige narratieve bronnen uit de Grieks-Romeinse wereld. De kleitabletten zijn daarom van groot belang voor de bestudering van het Achaemenidische rijk.

Wouter Henkelman
Ik interviewde Wouter Henkelman over de voortgang van de rechtszaak. Henkelman, associate professor aan de École Pratique des Hautes Études, is sinds 2006 betrokken bij het ‘Persepolis Fortification Archive’ project. Samen met een selecte groep specialisten is hij bezig de tabletten te vertalen voordat ze mogelijk verloren gaan voor de wetenschap.

Hoe kan het dat een Amerikaanse rechtbank de Iraanse overheid een vonnis op kan leggen? Iran is toch een soeverein land?
De meeste landen hebben in het burgerlijk wetboek een bepaling die vreemde mogendheden soeverein verklaart.  In de VS is er bijvoorbeeld de ‘Foreign Sovereign Immunities Act’. Deze bepaling maakt het burgers vrijwel onmogelijk om vreemde staten in Amerika voor het lokale of federale gerecht te dagen. In principe was de situatie daarmee dezelfde als in andere landen.

De VS heeft echter in 1996 een antiterrorisme-wet aangenomen die rechtsgang tegen vreemde mogendheden in bepaalde gevallen wel mogelijk maakt. In 2008 werd via het inmiddels beruchte ‘Lautenberg Amendment’ op deze wet bepaald dat, mocht een veroordeelde staat in gebreke blijven bij het betalen van opgelegde strafboetes, niet alleen commerciële maar ook culturele goederen in beslag kunnen worden genomen (indien deze zich op Amerikaans grondgebied bevinden). Dit is inderdaad enigszins bedenkelijk. De eenzijdig afgekondigde universele jurisdictie en de daaruit voortvloeiende regelingen worden door andere landen, dus ook de Islamitische Republiek Iran, niet erkend.

Elamitische kleitabletten uit het Persepolis Fortification Archive. http://oi.uchicago.edu/research/projects/pfa/

Elamitische kleitabletten uit het Persepolis Fortification Archive.
http://oi.uchicago.edu/research/projects/pfa/

Maakt men zich in de VS druk om de kans dat cultureel erfgoed verloren gaat?
Er is veel aandacht voor de rechtszaak in de VS, vooral omdat het juridische precedenten schept. In vergelijkbare zaken, door dezelfde groep aangespannen, heeft de rechter overigens ook in hoger beroep bepaald dat de culturele goederen niet kunnen worden toegewezen. Dit is in lijn met de politiek van het State Department. Zij zien liever geen politieke conflicten ontstaan als gevolg van burgerinitiatieven.

Is de kans dat deze kleitabletten verloren gaan nog steeds reëel?
Zelfs als ‘we’ zouden winnen, zijn we de tabletten kwijt. Iran zal de collectie direct terugvorderen, wat je Iran overigens ook niet kwalijk kunt nemen. Het zou voor ons echter wel frustrerend zijn. Hoe toegankelijk de tabletten in Teheran zullen zijn is maar zeer de vraag. Daarom heb ik inmiddels goede contacten opgebouwd in Iran.

Hoe lang kan de rechtszaak nog duren?
De hoop is dat het nog wel even duurt voordat het hoger beroep behandeld is. Misschien gaat de zaak zelfs naar het US Supreme Court. Dit geeft ons meer tijd om de teksten te vertalen en te redigeren.

Op 19 juli 2016 bepaalde het U.S. Seventh Circuit Court of Appeals dat de kleitabletten uit het Persepolis Fortification Archive niet mogen worden geveild om de overlevenden te compenseren. Hiermee zijn de kleitabletten als het goed is in veiligheid gesteld. De Iraanse overheid heeft de collectie vooralsnog niet teruggevorderd.

Verloren Oudheid – Waarom vernietigd IS cultureel erfgoed?

Op 13 november werd de archeologische site Nimrud door Iraakse regeringstroepen bevrijd. Hiermee heeft Nimrud de twijfelachtige eer de eerste plaats in Irak te zijn waar de door IS aangerichte schade nauwkeurig kan worden vastgesteld. Zoals al werd gevreesd zijn de zichtbare overblijfselen van het indrukwekkende noordwestelijke paleis van Ashurnasirpal II grotendeels verwoest. Nog schokkender is de systematische sloop van de ziggurat (tempeltoren). Oorspronkelijk was deze 61 meter hoog en tot voor kort torenden de ruïnes nog 43 meter boven het maaiveld uit. IS blijkt echter kosten noch moeite te hebben gespaard om ook deze overblijfselen met bulldozers plat te walsen.

Waarom vinden wij het erg?
Het meest schokkende aspect van dit culturele vandalisme is de systematiek die erachter schuilgaat. De systematische uitroeiing van zes miljoen joden vanwege hun etnische achtergrond schokt ons ook meer dan de dood van tientallen miljoenen soldaten op de slagvelden van de Tweede Wereldoorlog. Systematische vernietiging van mensen en erfgoed heeft vrijwel altijd een oorsprong in ideologische motieven. Een ideologie die sommige mensen en ideeën geen bestaansrecht gunt beangstigt ons, zeker als wijzelf het slachtoffer dreigen te worden. Het is dan ook interessant om te zien hoeveel westerlingen de vernietiging van oosterse oudheden verafschuwen. Blijkbaar identificeren wij ons toch in zekere mate met deze oudheden en IS begrijpt dat heel goed. Het culturele vandalisme is een symptoom van een ideologische strijd. Het is daarom van belang om beide ideologieën goed te begrijpen.

Luchtfoto van Nimrud in betere tijden. Bron: http://www.bbc.com/news/world-middle-east-37992394

Luchtfoto van Nimrud in betere tijden.
Bron: http://www.bbc.com/news/world-middle-east-37992394

Strijd tegen afgoderij
IS beroept zich op de Koran om de vernietiging van oudheden te rechtvaardigen. In de Koran wordt afgoderij immers beschreven als een onvergeeflijke zonde en worden afgodendienaars afgeschilderd als de belangrijkste vijanden van het ware geloof. Deels is dit te verklaren door Mohammed’s eigen ervaringen met de polytheïstische Quraysh, die hem en zijn volgelingen vervolgden. Belangrijker is echter dat Mohammed zichzelf in een eeuwenoude monotheïstische traditie plaatste. Het verbod op afgoderij is immers een van de belangrijkste thema’s in de Tora. Judese koningen als Hizkia en Josia lieten al in de achtste en zevende eeuw v. Chr. godenbeelden slopen en ook de jonge Abraham zou rond 2000 v. Chr. al de godenbeelden in de winkel van zijn vader hebben stukgeslagen. Is cultureel vandalisme dan inherent aan de monotheïstische religies? Een begrijpelijke gedachtegang, maar toch zijn er enkele verschillen.

Iconoclasme of cultureel vandalisme?
In Oudtestamentische tijden geloofde men daadwerkelijk in de magische krachten van godenbeelden. Er was moed voor nodig om deze beelden te slopen. Enerzijds omdat men hiermee het volk tegen zich in het harnas joeg, anderzijds omdat men hiermee de toorn van de goden – mochten ze toch bestaan – kon opwekken. Het slopen van godenbeelden was een statement van vertrouwen in de almacht van de ene ware God. In de Vroege Middeleeuwen – de tijd van Mohammed en Bonifatius – lagen de kaarten al anders. In deze tijd hingen de meeste mensen al een monotheïstisch geloof aan en waren de overgebleven polytheïsten onderwerp van spot. Iconoclasme werd zo steeds meer een uiting van superioriteit van de monotheïsten tegenover de heidenen. Tegenwoordig gelooft echter niemand meer in godenbeelden. Waarom doet IS dan toch zoveel moeite om deze te slopen?

In opdracht van Hizkia worden godenbeelden stukgeslagen. Bron: http://www.freebibleimages.org/illustrations/hezekiah-assyrians/

In opdracht van Hizkia worden godenbeelden stukgeslagen.
Bron: http://www.freebibleimages.org/illustrations/hezekiah-assyrians/

Het verleden als afgod?
Hoewel men niet langer heidense goden vereert, hecht men nog altijd waarde aan de culturele overblijfselen van deze heidense beschavingen. Afgoderij, zo meent IS. Westerlingen geven meer om de materiële resten van heidense beschavingen dan om de mensen die daar tegenwoordig leven. Het kan niet anders dan dat de westerlingen deze heidense beschavingen stiekem bewonderen. Het is een begrijpelijke gedachtegang, maar klopt deze ook? Waarom zijn wij eigenlijk geïnteresseerd in het (heidense) verleden? De interesse in de geschiedenis lijkt te zijn ontstaan in het Europa van de negentiende eeuw. De westerse beschaving had de hele wereld veroverd en leek aan het eindpunt te staan van de menselijke culturele evolutie. Juist hierdoor kreeg men de behoefte om de huidige beschaving in een bredere context te plaatsen.

Het nut van de geschiedenis
Het definiëren van de eigen identiteit lijkt altijd de belangrijkste drijfveer te zijn geweest achter geschiedkundig onderzoek. Of we nu het verleden van ons eigen volk willen verheerlijken of een andere cultuur willen begrijpen, de vragen die wij onszelf stellen over het verleden komen voort uit een zoektocht naar onszelf. Ons verlangen om meer te leren over het verleden – ook over beschavingen die weinig met ons gemeen hebben – zegt veel over ons als beschaving. We zien in dat onze cultuur niet eeuwig en absoluut is en dat verrijkt onze kijk op het leven. IS, daarentegen, probeert het onwelgevallige verleden uit te wissen, in een vergeefse poging de nieuwsgierigheid van de mens in te dammen. Dat is het verschil tussen IS en ons.

Verloren Oudheid – Wie waren de Arameeërs?

In mijn vorige columns heb ik de Arameeërs al enkele malen genoemd. Deze losse groep herdersstammen afkomstig uit het huidige Syrië verspreidde zich tussen 1100 en 600 v. Chr. over het gehele Nabije Oosten. Als gevolg hiervan werd hun taal de voertaal van de regio. Dankzij de belangrijke positie van het Aramees ontstond in het Nabije Oosten een soort overkoepelende Aramese etniciteit waar bijna alle Semitische volken van de regio in op leken te gaan. Hoe is deze overkoepelende etniciteit ontstaan? Een lesje etnische identiteit in de Oudheid…

Oorsprong van de Arameeërs
De naam ‘Aram’ is waarschijnlijk afgeleid van het proto-Semitische woord voor ‘hoogland’. Een geografische aanduiding dus. Het is dan ook geen verrassing dat we deze naam al vanaf het derde millennium hier en daar in inscripties aantreffen. Pas rond 1100 v. Chr. raakt de naam ‘Arameeër’ echter geassocieerd met een volk. In deze periode van grote volksverhuizingen begonnen de nomadische herders die voorheen op de Syrische steppe hadden geleefd zich te verspreiden naar de steden van Syrië en Mesopotamië. De Assyriërs noemden hen ‘Ahlamu’, wat zoveel betekent als ‘zwervers’. Een deel van deze Ahlamu – de Ahlamu van het hoogland – kwamen bekend te staan als de Arameeërs. Deze Arameeërs vestigden tussen 1100 en 800 v. Chr. enkele middelgrote koninkrijken in Syrië, waaronder Bit Adini (Beth Eden), Hamath (Hama) en Damascus. Het laatste koninkrijk was een van de grootste rivalen van het oude Israël.

Aramese koninkrijken rond 900 v. Chr. Naar: Wittke, Olshausen & Szydlak (2013), p. 43.

Aramese koninkrijken rond 900 v. Chr.
Naar: Wittke, Olshausen & Szydlak (2013), p. 43.

Verspreiding van de Arameeërs
De Arameeërs hadden zich al voor de Nieuw-Assyrische periode over grote delen van Assyrië verspreid. De verwante Chaldeeërs hadden zich gevestigd in Babylonië. Zij leefden daar in stamverband tussen de inheemse Akkadische bevolking. Met de opkomst van het Nieuw-Assyrische Rijk in de tiende en negende eeuw v. Chr. werden de Aramese koninkrijkjes stuk voor stuk door de Assyriërs geannexeerd. Damascus viel in 732 v. Chr. als laatste. De Assyriërs hadden het gebruik om opstandige onderdanen naar andere delen van het rijk te deporteren en de Arameeërs waren nogal vaak opstandig. Zo verspreidden de Arameeërs zich over het hele Assyrische Rijk en namen ze hun taal en cultuur met zich mee. Vanwege het grote verspreidingsgebied van het Aramees werd dit al snel de taal waarin onderworpen volken onderling communiceerden. De Akkadiërs, hun taal en hun cultuur raakten steeds meer geassocieerd met de heersende elite. 

Aramese grafstèle uit Neirab of Tell Afis in Syrië (zevende eeuw v. Chr.). Louvre, Parijs

Aramese grafstèle uit Neirab of Tell Afis in Syrië (zevende eeuw v. Chr.).
Louvre, Parijs

‘Aramees’ als overkoepelende etniciteit
Zolang het Nieuw-Assyrische (911-612 v. Chr.) en later het Nieuw-Babylonische Rijk (612-539 v. Chr.) bleven voortbestaan, bleef het Akkadisch de taal van de administratie. Toen de Perzen echter het Nabije Oosten veroverden, besloten zij om het Aramees als rijkstaal te hanteren. Slechts een kleine minderheid van de inwoners sprak immers Akkadisch of Perzisch. De Perzische periode (539 – 330 v. Chr.) bracht vrede en stabiliteit. Oude rivalen als Babylonië, Egypte en Lydië waren nu in één rijk bijeengebracht en de oude Aramese koninkrijkjes behoorden inmiddels tot het verre verleden. De meeste Arameeërs konden waarschijnlijk niet meer zeggen uit welk koninkrijk hun voorouders kwamen. Waarschijnlijk identificeerden zij zich in de eerste plaats als lid van een bepaalde stam of inwoner van een bepaalde stad en pas in de tweede plaats als Arameeër. Etnische scheidslijnen vervaagden en ‘Arameeër’ werd een verzamelnaam voor bijna alle Aramees sprekende groepen.

Joden als Arameeërs
Niet alle volken namen de Aramese identiteit aan. De Joden bijvoorbeeld, die ook Aramees waren gaan spreken, hielden meer dan hun buren vast aan hun tribale identiteit. Hun religie was immers gebaseerd op een verbond dat hun god – de HEER – met hun volk had gesloten. Toch lijken veel buitenstaanders de Joden als Arameeërs of als ‘Syriërs’ te hebben beschouwd. Zo heeft de Griekse geschiedschrijver Herodotus het over de Syriërs van Palestina die aan besnijdenis doen (Herodotus 2.104). ‘Syriër’ lijkt in Griekse bronnen synoniem te zijn aan ‘Arameeër’. In de late Perzische periode werd de Joodse identiteit steeds belangrijker. In deze tijd kreeg de Tora zijn huidige vorm en werd het Joodse mannen verboden een niet-Joodse vrouw te huwen.

Arabieren en Assyriërs
De Arabieren waren eveneens te onderscheiden van de Arameeërs. Zij spraken immers een andere taal en hielden er een nomadische leefwijze op na. Toch spraken ook de Arabieren Aramees wanneer zij met hun Aramese buren communiceerden en vestigden ook zij zich uiteindelijk in de steden. De vraag of ook de Assyriërs zich bleven onderscheiden van de Arameeërs is controversieel. Vanaf de Perzische periode spraken de meeste Assyriërs inderdaad Aramees, maar dat zegt niet alles. Het beste argument voor het voortbestaan van een aparte Assyrische identiteit is dat de regio gedurende de hele Oudheid bekend is blijven staan als Assyrië. Ook Griekse auteurs lijken onderscheid te hebben gemaakt tussen Syriërs (Arameeërs) en Assyriërs (Mesopotamiërs), al waren zij niet altijd even consequent hierin. Kenmerkend aan de Mesopotamische ‘Arameeërs’ is dat zij Akkadische goden bleven vereren en hun kinderen Akkadische namen gaven, al zegt ook dat natuurlijk niet alles.

Verspreiding van het Assyrische christendom.

Verspreiding van het Assyrische christendom.

De Aramese identiteit in de late Oudheid
De overkoepelende Aramese identiteit werd in de loop der eeuwen steeds sterker. Terwijl vreemde overheersers als de Grieken, Romeinen, Parthen en Perzen kwamen en gingen, bleef de Aramees sprekende autochtone bevolking zich op cultureel gebied onderscheiden. Gedurende de eerste eeuwen van onze jaartelling kreeg het christendom onder de Arameeërs veel aanhangers. De Arameeërs ontwikkelden een unieke oosterse vorm van het christendom en konden zich daardoor moeilijk vinden in de door Rome opgelegde chalcedoonseorthodoxie. Sindsdien volgen Aramees sprekende christenen veelal ofwel de nestoriaanse of de monofysische leer. De christelijke Aramese identiteit bleef ook na de komst van de islam een belangrijke rol spelen op het wereldtoneel. Lange tijd was de nestoriaanse kerk de grootste christelijke stroming ter wereld, met volgelingen tot in China. Pas met de massamoorden van Timoer Lenk rond 1400 werden de Aramese christenen gereduceerd tot een gemarginaliseerde minderheid.

Verloren Oudheid – Palmyra

Vorige week en de week daarvoor schreef ik al over de opkomst van karavaansteden in het Nabije Oosten. Rond het begin van onze jaartelling vielen grote delen van de bewoonde wereld onder het gezag van drie grote wereldrijken: het Romeinse, het Parthische en het Chinese. Hierdoor brak een periode van vrede aan en nam de langeafstandshandel een grote vlucht. Op voorheen onherbergzame plekken langs handelsroutes kwamen steden tot bloei die vanwege hun economische en strategische positie veel politieke macht konden verwerven. Een van de meest invloedrijke karavaansteden was Palmyra, gelegen in het huidige Syrië.

De ruïnes van Palmyra met de Palmyreense bergrug op de achtergrond. Foto van James Gordon, 7 oktober 2006.

De ruïnes van Palmyra met de Palmyreense bergrug op de achtergrond.
Foto: James Gordon, 7 oktober 2006.

Palmyra voor de Romeinen
Palmyra, door de plaatselijke bevolking Tadmor genoemd, werd omstreeks 2000 v. Chr. gesticht als handelspost aan de al-Qubur oase. De oorspronkelijke inwoners waren waarschijnlijk Amorieten; West-Semitische herdersstammen die met hun kuddes over de Syrische steppes trokken en handel dreven in de oases. Rond 1100 v. Chr. verschenen de Arameeërs in de regio, die qua taal en levenswijze weinig van de Amorieten verschilden. In deze periode was Palmyra nog niet erg belangrijk. Weinig handelaren trokken rechtstreeks door de woestijn. De meesten gaven de voorkeur aan een route door Noord-Syrië, langs de voet van het Taurusgebergte. Met de opkomst van de Arabische specerijenhandel werd Palmyra iets belangrijker. Meestal had de stad een semi-autonome status binnen de wereldrijken die haar overheersten, maar veel politieke macht had de stad niet.

Palmyra komt tot bloei
Toen de Romeinen in 64 v. Chr. Syrië veroverden, bleef Palmyra onafhankelijk. Pas in 14 n. Chr. dwong keizer Tiberius de stad tot het betalen van tribuut. Los van deze verplichting bleef de stad grotendeels autonoom. In de eerste eeuw n. Chr. kwam Palmyra tot bloei dankzij een langdurige vrede tussen de Romeinen en de Parthen. In deze tijd werden veel monumentale bouwwerken opgericht. Toen de Romeinen in 106 de stad Petra innamen en het Nabatese handelsimperium ten val brachten, werd Palmyra de belangrijkste karavaanstad van de Levant. De Palmyreners stichtten nu ook handelsposten langs de wegen die naar hun stad leidden en versterkten deze met garnizoenen van hun eigen soldaten. Hierdoor werd Palmyra ook op militair gebied belangrijk. Vanwege het strategische belang van Palmyra kreeg de stad onder Septimius Severus (r. 193-211) de status van coloniatoegewezen.

Grote Zuilengalerij Foto: Bernard Gagnon, 7 april 2010.

Grote Zuilengalerij
Foto: Bernard Gagnon, 7 april 2010.

Palmyra in vogelvlucht
Wie rond 200 vanuit westelijk richting Palmyra benaderde, zou buiten de stadsmuren allereerst tientallen monumentale graftorens zien liggen. Eenmaal binnen de muren zou zijn oog meteen vallen op de tempel van de Arabische moedergodin Allat. Vervolgens zou hij de 1100 meter lange zuilengalerij betreden die van west naar oost loopt. Aan weerszijden van deze zuilengalerij lagen de woondistricten. Na ongeveer een halve kilometer zou onze reiziger links op enige afstand de tempel van de Aramese hemelgod Baäl Shamin zien liggen en aan de rechterkant de stadskern, met het centrale marktplein, het senaatsgebouw, een Grieks theater en een tempel van de Mesopotamische wijsheidsgod Nabu. Tot slot zou hij uitkomen bij de tempel van Bel, de Babylonische oppergod. Opvallend aan alle tempels in Palmyra is dat ze weliswaar grotendeels in Grieks-Romeinse stijl zijn uitgevoerd – met zuilen en driehoekige daken – maar dat er ook Mesopotamische elementen in verwerkt zijn, zoals een stevige buitenmuur, een ruime binnenplaats en driehoekige kantelen.

Buste uit Palmyra, mogelijk van Odaenathus. Palmyra Museum.

Buste uit Palmyra, mogelijk van Odaenathus.
Palmyra Museum.

Odaenathus tegen de Perzen
Vanwege het toegenomen strategische belang van Palmyra bepaalde keizer Septimius Severus dat de stad zou worden geregeerd door onderkoningen. Een van deze onderkoningen was Odaenathus (r. 260-267). Odaenathus leefde in een tijd dat het Romeinse Rijk een grote crisis doormaakte. De zogenaamde soldatenkeizers volgden elkaar in rap tempo op en streden vooral tegen elkaar. De Perzen onder de Sasanidische dynastie maakten hier dankbaar gebruik van. Ze heroverden grote delen van Mesopotamië en in 260 slaagden ze er zelfs in de Romeinse keizer Valerianus gevangen te nemen. Daarop brak een grootschalige burgeroorlog uit. In Syrië stonden verschillende troonpretendenten op, maar Odaenathus bleef trouw aan Valerianus’ zoon Gallienus. In diens naam dreef Odaenathus de Perzen terug en versloeg hij de troonpretendenten. Als dank schonk Gallienus hem de titel ‘gouverneur van het gehele oosten’, wat erop neer kwam dat hij de facto over de oostelijke delen van het rijk zou regeren.

Zenobia’s imperium
In 267 kwam Odaenathus onder verdachte omstandigheden om het leven. Zijn eenjarige zoon Vabalathus werd uitgeroepen tot zijn opvolger, maar intussen zou zijn vrouw Zenobia als regentes over Palmyra regeren. In de jaren daarop werd het Romeinse Rijk opnieuw geteisterd door burgeroorlogen. Zenobia greep deze kans aan om haar macht in de Levant, Egypte en Anatolië te consolideren. Dit deed ze voornamelijk door afspraken de maken met de plaatselijke machthebbers en door vermeende rebellen tegen het Romeinse gezag uit te schakelen. Hoewel Zenobia officieel nog steeds ondergeschikt was aan het Romeinse Rijk, heerste ze de facto over haar eigen imperium. De Romeinen zagen dit met lede ogen aan. Toen Zenobia de keizerstitel ‘Augusta’ aannam was de maat echter vol. In 272 marcheerde de nieuwe keizer Aurelianus met zijn hele leger via Egypte naar Syrië om Zenobia uit te schakelen. Zenobia werd gevangen genomen en naar Rome gebracht, waar ze naar alle waarschijnlijkheid snel weer in vrijheid werd gesteld.

Reconstructie van de Tempel van Bel. Bron: http://www.newpalmyra.org/

Reconstructie van de Tempel van Bel.
Bron: http://www.newpalmyra.org/

Palmyra na Zenobia
In 273, een jaar na de val van Zenobia’s imperium, kwam de Palmyreense bevolking in opstand tegen de Romeinen. Aurelianus sloeg de opstand hard neer en liet de stad verwoesten. Niet veel later werd de stad door keizer Diocletianus (r. 284-305) herbouwd en versterkt met een legerkamp en een nog stevigere stadsmuur. Palmyra werd echter nooit meer zo belangrijk als voorheen. Desondanks bleef de stad voortbestaan tot aan de verwoesting door Timoer Lenk in 1400. Ook daarna nog bleven mensen tussen de ruïnes wonen, totdat deze in 1932 in gebruik werden genomen als toeristische attractie. Voordat IS in mei 2015 de archeologische site innam, was Palmyra was een van de populairste toeristische trekpleisters van Syrië. IS heeft sindsdien enkele graftorens en de tempels van Bel en Baäl Shamin verwoest, maar de zuilengalerij staat nog grotendeels overeind. Na het ontzet van de stad in maart 2016 is men onmiddellijk begonnen met het restaureren van de archeologische site. De verwachting is dat Palmyra ook in de toekomst een toeristische trekpleister zal blijven.

Verloren Oudheid – Vroegste geschiedenis van de Arabieren

Vorige week schreef ik al over de Arabische koningen van Hatra. Het door hen opgerichte koninkrijk Araba was samen met het bekendere koninkrijk Nabatea een van de eerste staten die als ‘Arabisch’ te typeren zijn. Hoewel nomadische Arabieren al vanaf de negende eeuw v. Chr. in het Nabije Oosten aanwezig waren, lijken ze pas in de Parthische periode soevereine staten te zijn gaan vormen. Hoe is dit te verklaren?

Arabische handelsroutes. Auteur: Like tears in rain (https://fr.wikipedia.org/wiki/Utilisateur:Like_tears_in_rain)

Arabische handelsroutes.
Auteur: Like tears in rain (https://fr.wikipedia.org/wiki/Utilisateur:Like_tears_in_rain)

Oorsprong van de Arabieren
Tussen 2200 en 1800 v. Chr. werd de Levant getroffen door een langdurige droogte. Akkerbouw werd steeds minder rendabel en steeds meer inwoners van de Levant besloten zich in stamverband te organiseren en over te gaan op een nomadische leefwijze. Met hun kleinvee trokken deze stammen over de steppes aan de rand van de Arabische woestijn. Sommige van deze nomadische stammen vielen Mesopotamië binnen, waar ze bekend kwamen te staan als de Amorieten. Andere stammen trokken zuidwaarts, langs de kust van de Rode Zee. De stammen die zuidwaarts trokken raakten geïsoleerd van hun verwanten in de Levant en gingen Centraal Semitische talen spreken. Zij waren de voorouders van de Arabieren.

Levenswijze van de Arabieren
De meeste Arabieren leefden in tijdelijke tentenkampen. Sommigen vestigden zich echter in permanente nederzettingen bij oases, waar ze extensieve akkerbouw beoefenden. In deze oasenederzettingen leefden soms wel duizenden mensen bij elkaar en werd ook veel handel gedreven. Regelmatig kwamen de nomadische Arabieren naar de oasenederzettingen toe om voedsel, wapens en kleding van de sedentaire bevolking te kopen in ruil voor producten van de dieren uit hun kuddes. Bovendien hadden veel oasenederzettingen een regionaal heiligdom waar meerdere stammen bijeenkwamen om gemeenschappelijke goden te vereren.

Albasten hoofd uit een van de Jemenitische koninkrijkjes.

Albasten hoofd uit een van de Jemenitische koninkrijkjes.

Ontstaan van de Wierookhandel
Rond 1000 v. Chr. ontstonden in Jemen verschillende koninkrijkjes, waaronder Saba (het Bijbelse Sheba), Ma’inQataban en Hadhramaut. Let wel: dit waren geen Arabische (Centraal Semitische) koninkrijkjes, maar Zuid-Semitische koninkrijkjes die pas in de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling gearabiseerd werden. In Jemen groeiden wierook en mirre, zeldzame aromatica die vrijwel alleen daar voorkwamen. Wierook en mirre waren geliefd om hun geur en werden vaak in rituele context gebruikt. Ze waren gewild over de gehele wereld. Ongeveer gelijktijdig met de opkomst van staatjes in Jemen werd de dromedaris gedomesticeerd, waardoor grotere afstanden door de woestijn konden worden afgelegd. Hierdoor kwam een grootschalige interregionale handel in wierook, mirre en andere specerijen op gang. In de Arabische woestijn ontstonden handelsroutes die Jemen, Mesopotamië en de Levant met elkaar verbonden. De Centraal Semitische nomadenstammen die in de oases leefden profiteerden uiteraard van deze handel.

Arabieren in de Assyrische periode
Kort na het ontstaan van de Arabische specerijenhandel worden de Arabieren voor het eerst genoemd in Assyrische bronnen. In 853 v. Chr. nam een Arabische koning genaamd Gindibu deel aan een anti-Assyrische coalitie waar ook Ben-Hadad van Damascus en Achab van Israel deel van uitmaakten. Deze Gindibu lijkt ergens in het huidige Jordanië te hebben geleefd, maar niet lang daarna duiken de Arabieren ook op in Babylonië, in de Negev en het noorden van de Sinaï. Om de Arabische handelsroutes in handen te krijgen probeerden de Assyriërs vanaf de achtste eeuw v. Chr. de Levant te onderwerpen. De Assyriërs wisten een aantal nomadische Arabische stammen te onderwerpen en dwingen hen om zich in steden te vestigen.

Nabonidus.

Nabonidus.

Arabieren in de Babylonische periode
Tegen het eind van de zevende eeuw v. Chr. verloren de Assyriërs hun grip op de Levant. Al snel probeerden de Babyloniërs echter hun plaats in te nemen. De Babylonische koning Nebuchadnezzar II had er 20 jaar voor nodig om de Levant weer aan zich te onderwerpen. Juda en Jordaanse koninkrijkjes als Ammon en Moab kwamen meer dan eens tegen hem in opstand, totdat Nebuchadnezzar uiteindelijk besloot deze koninkrijkjes te annexeren en de bevolking in ballingschap weg te voeren. Kort daarop vestigen de Arabieren zich tussen overgebleven Ammonieten en Moabieten in Jordanië. Een andere Babylonische koning, Nabonidus, verbleef tijdens zijn regering 10 jaar in de Arabische oasestad Tema. Hij zou alle handelsroutes tot aan Yathrib (het huidige Medina) onder zijn controle hebben gebracht.

Arabieren in de Perzische periode
Eind zesde eeuw v. Chr. veroveren de Perzen het Babylonische rijk. Ook Noord-Arabië wordt door hen overgenomen. Volgens Herodotus hadden de Arabieren een handelsmonopolie in het gebied tussen Gaza en Ienysus en hoefden ze geen schatting te betalen, maar slechts een jaarlijkse ‘schenking’ van 1000 talenten wierook aan de Perzische koning te doen. Deze grote hoeveelheid (30.300 kg) doet echter vermoeden dat het hier wel degelijk om schatting ging. Onder de Perzen was er een ‘koning van de Arabieren’ wiens taak het was de wierook voor de ‘schenking’ te verzamelen. In deze functie had hij waarschijnlijk de controle over de handelsroutes tussen Gaza en noordelijk Arabië. Ook delen van Egypte lijken in deze tijd gearabiseerd te zijn. Herodotus kende Afrika ten oosten van de Nijl immers als Arabië. Ook het archeologische bestand lijkt een Arabische aanwezigheid ten oosten van de Nijldelta te bevestigen.

Khazneh al-Firaun in Petra, Jordanië. Petra was een van de belangrijkste nederzettingen van de Nabateeërs. Foto van Berthold Werner, 10 november 2009.

Khazneh al-Firaun in Petra, Jordanië. Petra was een van de belangrijkste nederzettingen van de Nabateeërs.
Foto van Berthold Werner, 10 november 2009.

Opkomst van Arabische stamverbanden
In de Perzische periode werd het gehele Nabije Oosten in één rijk verenigd, waardoor de Arabieren zich gemakkelijk overal konden vestigen. Jordanië, Palestina en Irak raakten in deze tijd steeds meer gearabiseerd. Zolang het Perzische Rijk bleef voortbestaan konden de Arabieren leven van de handel in specerijen en vielen ze niemand lastig. Met de val dit rijk werd deze handel echter verstoord. De Arabieren zochten naar andere bronnen van inkomsten en begonnen plundertochten te organiseren naar Irak, Jordanië en Palestina. Om hun kans op succes te vergroten verenigden de Arabieren zich in grote stamverbanden, waarvan de Nabateeërs uiteindelijk de belangrijksten zouden worden. De laatstgenoemden verenigden de oasesteden van de Hidjaz en Jordanië onder hun gezag en kwamen zo te heersen over de belangrijkste Arabische handelsroutes.

Ontstaan van Arabische staatssamenlevingen
Intussen streden de opvolgers van Alexander de Grote en later de Romeinen en de Parthen om de heerschappij van het Nabije Oosten. Pas rond het begin van de christelijke jaartelling ontstond er een zekere machtsbalans waarbij de Levant in handen kwam van de Romeinen en Mesopotamië in handen van de Parthen. De vrede was wedergekeerd en de handel bloeide weer op. De Arabische stamverbanden, die nu het merendeel van de karavaansteden in handen hadden, profiteerden hiervan. Ze bouwden bloeiende handelsimperia op waarmee ze definitief hun stempel drukten op het Oude Nabije Oosten.