Verloren Oudheid – Nineveh

Het culturele vandalisme van IS kwam voor het eerst grootschalig in het nieuws toen de terreurgroep in januari 2015 delen van de stadsmuur van Nineveh opblies. Het bleek het begin te zijn van een veel grotere campagne om sporen van het voorislamitische verleden uit te wissen. Dit verleden zou immers kunnen afleiden van het islamitische ideaal. Het is dan ook typerend dat van alle heidense ruïnes de stadsmuren van Nineveh het als eerste moesten ontgelden.

Reconstructie van de stad Nineveh volgens archeoloog Austen Henry Layard (1817-1894).

Reconstructie van de stad Nineveh volgens archeoloog Austen Henry Layard (1817-1894).

De reputatie van Nineveh
In de Oudheid stond Nineveh bekend als een van de grootste en mooiste steden ter wereld. Tussen 705 en 612 v. Chr. was het de hoofdstad van het Nieuw-Assyrische Rijk en als zodanig beschikte de stad over alle luxes die binnen het rijk te krijgen waren. Met ruim 120.000 inwoners afkomstig uit alle delen van het rijk was Nineveh een tijdlang de grootste stad ter wereld. De koningen Sanherib (r. 705-681 v. Chr.) en Ashurbanipal (r. 669-627 v. Chr.) bouwden er hun paleizen en zelfs een van de eerste bibliotheken was er gevestigd. In de Bijbel worden haar inwoners getypeerd als arrogant en decadent en wordt de verwoesting van de stad bejubeld. Dit alles spreekt echter des te meer voor de indruk die de stad maakte op overwonnen volken.

De oorsprong van Nineveh
De eerste sporen van bewoning in Nineveh gaan terug tot 6000 v. Chr. Tussen 2900 en 2600 v. Chr. groeide Nineveh uit tot een stad. De stad werd al snel een belangrijke cultusplaats voor de moedergodin Nina. Toen de Semitische Akkadiërs zich rond 2300 v. Chr. in het noorden van Mesopotamië gingen vestigen en zich vermengden met de vermoedelijk Hurritisch sprekende plaatselijke bevolking, ontstond het Assyrische volk. De Assyriërs identificeerden de inheemse godin Nina met de Akkadische oorlogsgodin Ishtar en ook onder hen bleef de stad een belangrijk cultuscentrum. De Ishtar van Nineveh werd zelfs door farao Amenhotep III (r. 1388-1351 v. Chr.) vereerd.

Een relief uit het Louvre, met rechts Sargon II en links (waarschijnlijk) Sanherib.

Een relief uit het Louvre, met rechts Sargon II en links (waarschijnlijk) Sanherib.

Sanherib
Toen de Assyrische koning Sanherib (r. 705-681 v. Chr.) aan de macht kwam, werd Nineveh naast een religieus centrum ook een politiek centrum. Sanherib’s vader Sargon II (r. 721-705 v. Chr.) was een usurpator die niet gerelateerd was aan de vorige koning Salmanasser V (r. 727-721 v. Chr.). Zijn heerschappij stuitte daarom op veel verzet onder met name de Babyloniërs. Hoewel Sargon erg zijn best had gedaan om het rijk onder de duim te houden en daarbij zelfs aartsrivaal Urartu (Armenië) had verslagen, sneuvelde hij in 705 v. Chr. in de strijd. Deze gebeurtenis werd door velen gezien als een teken van goddelijke toorn en weinigen waren dan ook bereid om Sargon’s zoon Sanherib als heerser te aanvaarden. De eerst zestien jaar van zijn regering was Sanherib dan ook bezig om met harde hand de opstandige plaatselijke vorsten aan zijn gezag te onderwerpen.

Sanherib’s bouwprojecten
Om zich te distantiëren van zijn vader en zo legitimiteit te winnen liet Sanherib de hoofdstad die Sargon had gesticht – Dur-Sharrukin (Khorsabad) – ontruimen en maakte hij Nineveh tot zijn nieuwe hoofdstad. Hij liet er een indrukwekkend paleis bouwen en legde een 12 kilometer lange ringmuur met slotgracht aan. Overwonnen volken vanuit het hele rijk werden in de stad gevestigd en tewerkgesteld. Sanherib wilde met zijn paleis, gelegen op een heuvel genaamd Kuyunjik, alle eerdere paleizen overtreffen. Zijn ‘paleis zonder gelijke’ was 22 meter hoog en had 80 kamers, waarvan vele versierd waren met reliëfs van oorlogstaferelen. Hij liet ook tuinen en parken aanleggen door middel van verschillende geavanceerde irrigatietechnieken, waaronder mogelijk de schroef van Archimedes. In de tuinen verzamelde hij allerhande planten en dieren afkomstig van over de gehele bekende wereld. Assyriologe Stephanie Dalley heeft zelfs gesuggereerd dat legendes over de Hangende Tuinen van Babylon eigenlijk teruggaan op de tuinen van Sanherib, maar deze identificatie is controversieel.

Ashurbanipal op leeuwenjacht. Een relief uit het paleis van Ashurbanipal te Nineveh.

Ashurbanipal op leeuwenjacht.
Een relief uit het paleis van Ashurbanipal te Nineveh.

Ashurbanipal’s bouwprojecten
Nadat Sanherib van Nineveh een waardige hoofdstad had gemaakt, hebben ook zijn afstammelingen belangrijke bijdragen geleverd. Sanherib’s zoon Esarhaddon (r. 681-669 v. Chr.) liet op de heuvel genaamd Nabi Yunus een wapenarsenaal aanleggen en Esarhaddon’s zoon Ashurbanipal (r. 669-627 v. Chr.) liet op het eerdergenoemde Kuyunjik een nieuw paleis bouwen, waar ook de befaamde Bibliotheek van Ashurbanipal gevestigd was. Ashurbanipal presenteerde zich als een intellectueel die – anders dat eerdere Assyrische koningen – kon lezen en schrijven. Hij gaf de opdracht om vanuit het hele rijk kleitabletten en perkamentrollen te verzamelen en deze onder te brengen in zijn bibliotheek. Ashurbanipal lijkt vooral geïnteresseerd te zijn geweest in zaken die wij als occult zouden beschouwen – astrologie, leverschouwing, voortekenduiding, bezweringen – maar voor de oude Mesopotamiërs waren deze vormen van divinatie volwaardige wetenschappen. Bovendien heeft de Mesopotamische interesse in astrologie geleid tot belangrijke doorbraken op het gebied van de astronomie en de wiskunde. Naast wetenschappelijke en religieuze teksten zijn ook belangrijke literaire teksten verzameld, waaronder het beroemde Gilgamesj-epos.

Soemerisch-Akkadisch woordenboek uit de Bibliotheek van Ashurbanipal.

Soemerisch-Akkadisch woordenboek uit de Bibliotheek van Ashurbanipal.

Verwoesting van Nineveh
Nineveh werd in 612 v. Chr. ingenomen door een coalitie van Babyloniërs en Meden, waarop de overwinnaars de paleizen van Sanherib en Ashurbanipal leegplunderden en afbrandden. Ook de Bibliotheek van Ashurbanipal heeft het niet overleefd. Desondanks is er relatief veel bewaard gebleven. De paleismuren zijn nog grotendeels te reconstrueren en veel reliëfs zijn nog grotendeels intact. De ringmuren zijn nooit helemaal verwoest; zelfs IS is daar niet in geslaagd. Bovendien zijn de kleitabletten uit de bibliotheek door de brand alleen maar harder geworden, waardoor ze nog beter bewaard zijn gebleven. Toen Nineveh in de negentiende eeuw werd opgegraven, lag de belangrijkste Mesopotamische literatuur daar zo voor het oprapen.

Nineveh na de val
Volgens Ctesias werd Nineveh met de grond gelijkgemaakt en werden de inwoners gehuisvest in naburige dorpen. Dat eerste lijkt echter overdreven. Hoewel de stad waarschijnlijk wel grotendeels is leeggelopen, moeten de ruïnes nog lange tijd zichtbaar zijn geweest. Het besef dat de ruïnes tot het machtige Nineveh behoorden lijkt tot in de islamitische periode stand te hebben gehouden. Moslims kennen de heuvel waarop het arsenaal van Esarhaddon gevestigd is immers als Nabi Yunus, naar de profeet Jona die volgens de overlevering Nineveh voor de ondergang had gewaarschuwd.