Het Gilgamesh Epos (5) – Invloed op de klassieke literatuur

In mijn vorige column schreef ik hoe de Babylonische priester Sîn-leqi-unninni omstreeks 1100 v. Chr. een nieuwe standaardversie van het Gilgamesh Epos samenstelde. Deze standaardversie raakte in geheel Mesopotamië bekend en had een prominente plaats in de Bibliotheek van Ashurbanipal. Met de opkomst het Nieuw-Assyrische Rijk verspreidde het verhaal zich over het Nabije Oosten en het Middellandse Zeegebied. Verhalenvertellers uit allerlei culturen verwerkten thema’s en motieven uit het epos in hun eigen verhalen. Deze thema’s en motieven zijn onder meer terug te vinden in de Bijbel en de Griekse mythologie. In deze column bespreek ik de belangrijkste parallellen tussen het Gilgamesh Epos en andere verteltradities. Continue reading “Het Gilgamesh Epos (5) – Invloed op de klassieke literatuur”

Het Gilgamesh Epos (4) – Sin-leqe-unninni’s standaardversie

In mijn vorige column schreef ik hoe in de Oud-Babylonische Periode (1894-1595 v. Chr.) de losse legendes over Gilgamesh werden samengevoegd tot een standaardversie. Deze standaardversie raakte bekend in het gehele Nabije Oosten. Toch zou Sîn-leqi-unninni, een Babylonische priester, rond 1100 v. Chr. met een nieuwe standaardversie komen, die een nog grotere impact zou hebben op de antieke literatuur. Voordat ik deze nieuwe standaardversie samenvat eerst wat historische achtergrondinformatie. Continue reading “Het Gilgamesh Epos (4) – Sin-leqe-unninni’s standaardversie”

Het Gilgamesh Epos (3) – De Oud-Babylonische standaardversie

In mijn vorige column schreef ik dat de vroegste verhalen over Gilgamesh in opdracht van de Soemerische koningen van de Ur III Dynastie (2112-2004 v. Chr.) op schrift werden gesteld. Vijf hiervan zijn bewaard gebleven, namelijk 1) de oorlog tussen Gilgamesh en Agga, 2) de veldtocht naar het Cederwoud, 3) de krachtmeting met de Hemelstier, 4) Enkidu’s afdaling in de Onderwereld, en 5) de dood van Gilgamesh. Dit waren van oorsprong losse verhalen die in de loop der eeuwen rond de persoon Gilgamesh waren ontstaan. Een coherent levensverhaal van Gilgamesh bestond in deze tijd nog niet. Met de opschriftstelling van deze vijf legendes kregen deze legendes echter een soort canonieke status. Deze vijf legendes raakten algemeen bekend en op deze legendes bouwden verhalenvertellers voort. Op basis van het raamwerk dat deze vijf legendes boden werd in de Oud-Babylonische periode een coherent levensverhaal van Gilgamesh gereconstrueerd. Continue reading “Het Gilgamesh Epos (3) – De Oud-Babylonische standaardversie”

Het Gilgamesh Epos (2) – Gilgamesh als nationale held

In mijn vorige column schreef ik dat Gilgamesh waarschijnlijk een historische koning was die omstreeks 2600 v. Chr. over de stad Uruk heerste. Uruk en Kish golden destijds als de machtigste steden van Soemer. Beide steden werden geregeerd door krijgsheren (lugals) die zichzelf presenteerden als beschermheren van alle Soemerische stadstaten. Enmebaragesi van Kish lijkt echter de eerste te zijn geweest die zijn claim tot alleenheerschappij over Soemer heeft proberen te consolideren. Hij liet in Nippur een tempel bouwen voor de god Enlil en besloot dat degene die deze tempel beschermde de ware koning van Soemer was. De krijgsheren van Uruk waren het met Enmebaragesi’s claim tot alleenheerschappij niet eens. Dumuzi van Uruk nam Enmebaragesi gevangen en zijn opvolger Gilgamesh deed hetzelfde met Enmebaragesi’s zoon Agga. Met de gevangenneming van Agga kwam de eerste dynastie van Kish ten einde.

 

Continue reading “Het Gilgamesh Epos (2) – Gilgamesh als nationale held”

Het Gilgamesh Epos (1) – De historische Gilgamesh

Lang geleden leefde eens een koning met de naam Gilgamesh. Gilgamesh was in alle opzichten een uitzonderlijk man. Door zijn koninklijke en goddelijke afkomst was hij volmaakt van gestalte en begiftigd met bovenmenselijke krachten. Hij duldde geen koning of god boven zich en deed altijd wat hemzelf goeddunkte. Ondanks zijn hoge afkomst en zijn uitzonderlijke krachten was Gilgamesh echter sterfelijk. Daarnaast was hij op moreel gebied allerminst perfect. Hij had vaak moeite zijn emoties in bedwang te houden en met zijn ondoordachte gedrag tergde hij regelmatig de goden. Daarom besloten de goden hem te confronteren met zijn eigen sterfelijkheid… Continue reading “Het Gilgamesh Epos (1) – De historische Gilgamesh”

Zeus en Indra – Een gemeenschappelijke oorsprong?

De Griekse god Zeus en Indiase god Indra vertonen vele overeenkomsten. Beiden staan bekend als koning der goden en heersen over regen, bliksem en donder. Beiden worden doorgaans afgebeeld met een bliksemschicht in de hand, die bij Zeus de naam Keraunos draagt en bij Indra de naam Vajra. Beide goden hebben veel menselijke trekken en een grillige aard. Zo ontsteken ze snel in woede en straffen ze hun tegenstanders genadeloos. Bovendien hebben ze vele buitenechtelijke affaires met zowel goddelijke als sterfelijke vrouwen. Tot slot staan ze beiden bekend om het verslaan van een mythische slang. Zo versloeg Indra de mythische slang Vritra, die het water van de rivieren tegenhield en zo voor een grote droogte zorgde. Zeus versloeg de mythische slang Typhon, die hem naar de kroon stak. Het grote aantal overeenkomsten tussen deze goden roept vragen op over mogelijke verwantschap.

Een proto-Indo Europese weergod?

Zeus met een bliksemschicht in zijn hand.
Louvre, Parijs.

Het Grieks en het Sanskriet zijn beide Indo-Europese talen. Het idee dat de overeenkomsten tussen Zeus en Indra teruggaan op een proto-Indo-Europese godheid ligt daarom voor de hand. Volgens sommige geleerden vereerden de proto-Indo-Europeanen al een weergod genaamd Perkwunos. Varianten op deze naam zouden in verschillende takken van de Indo-Europese talenfamilie voorkomen, met name in de Baltische (Perkunas) en de Slavische (Perun) tak. De naam Perkwunos komt ook terug in de naam Fjörgynn, de moeder van de Germaanse weergod Thor. Andere varianten op deze naam zouden te vinden zijn in het Thracische Perkon, het Albanese (Perëndi) en het Hittische Pirwa. Bovendien zou de naam van Zeus’ bliksemschicht (Keraunos) en die van de Vedische regengod (Parjanya) hiervan zijn afgeleid. Uit de Baltische en Slavische mythologie blijkt dat Perkwunos naast weergod ook oorlogsgod was en een speciale band had met eiken. Zijn naam betekent zelfs ‘heer der eiken’.

Is Perkwunos wel proto-Indo-Europees?

Op het eerste gezicht lijkt de bovengenoemde reconstructie van een proto-Indo-Europese weergod aannemelijk. Er zijn echter problemen. Niet alle geleerden zijn het er namelijk over eens dat de hierboven genoemde namen daadwerkelijk tot Perkwunos te herleiden zijn. Zo zou Perkwunos in het Sanskriet Parkunas moeten worden en niet Parjanya. De relatie tussen Perkwunos en Keraunos is ook onzeker. Alleen de Baltische, Slavische en Germaanse etymologieën zijn echt overtuigend. Dit doet vermoeden dat Perkwunos niet door alle Indo-Europese volken vereerd, maar slechts door een deel. Aangezien de Baltische, Slavische en Germaanse takken waarschijnlijk hun oorsprong vinden in de Touwbekercultuur, is het mogelijk dat deze god daar zijn oorsprong heeft en dus niet in de proto-Indo-Europese cultuur.

Zijn Zeus en Indra wel afgeleid van Perkwunos?

Naast de twijfelachtige etymologie zijn er nog meer redenen om aan te nemen dat Zeus en Indra niet zijn afgeleid van Perkwunos. Zo is de naam van Zeus afgeleid van Dyeus Pater, de proto-Indo-Europese god van het hemelgewelf. Dyeus Pater is een van de weinige goden waarvan algemeen aanvaard is dat deze al voorkwam in de proto-Indo-Europese mythologie. Toen de voorouders van Grieken zich aan de kusten van de stormachtige Middellandse Zee vestigden lijkt de hemelgod Zeus ook de functie van weergod op zich te hebben genomen. Blijkbaar hadden de proto-Grieken dus geen aparte weergod, maar moest een andere god deze functie bekleden. Waar Indra vandaan komt is niet duidelijk. Een algemeen aanvaarde Indo-Europese etymologie voor zijn naam is nog altijd niet gevonden en men speculeert dat deze godheid mogelijk is overgenomen van de (waarschijnlijk pre-Indo-Europese) Oxusbeschaving.

De hindoegod Indra, gezeten op een olifant. De naam van Indra is mogelijk ontleend aan de Oxusbeschaving.

Weergoden in het Nabije Oosten

Een ander belangrijk argument tegen de proto-Indo-Europese oorsprong van Zeus en Indra is dat weergoden ook in het Nabije Oosten veel voorkwamen. Zo vereerden de Hattiërs, de pre-Indo-Europese inwoners van Cappadocië, een weergod genaamd Taru. De Soemeriërs vereerden Iškur en de Akkadiërs vereerden Adad, die bij de Kanaänieten bekend stond als Baäl. Van verschillende van deze weergoden is bekend dat ze tegen een oermonster streden. Zo streed de Kanaänitische Baäl tegen Yam, streed de Babylonische Marduk tegen Tiamat en streden de Hurritische Teshub en de Luwische Tarhunz tegen Illuyanka. Zelfs onze eigen Yahweh versloeg ooit een zeemonster genaamd Leviathan. Hoewel Yahweh oorspronkelijk een berggod was, bleek hij na een wedstrijd tussen de profeet Elia en de profeten van Baäl ook heel goed de functie van weergod te kunnen vervullen. In het licht van al deze oosterse weergoden dient men ook Zeus te zien.

Een Anatolische oorsprong van de weergod?

De bovengenoemde oosterse weergoden lijken een gemeenschappelijke oorsprong te hebben, al vindt men deze waarschijnlijk niet in de proto-Indo-Europese mythologie. Waarschijnlijker is dat het archetype van de weergod is ontstaan bij de eerste landbouwers in het Nabije Oosten, voor wie een regelmatige regenval essentieel was om te overleven. Gezien de grote diversiteit aan weergoden in Anatolië (Taru, Tarhunz, Teshub, Pirwa) en het belang dat in deze regio aan de weergod gehecht werd, lijkt Anatolië (met name het Taurusgebergte) een goed Urheimatvoor deze god te zijn. Als we ons vervolgens bedenken dat ook de stichters van de Oxusbeschaving afstamden van de eerste landbouwers uit het Nabije Oosten, lijkt ook Indra een variant te zijn op dit prototype. Hetzelfde geldt voor Perkwunos, die mogelijk via de Balkan het leefgebied van de Touwbekercultuur heeft bereikt. Zo hebben al deze goden uiteindelijk toch een gemeenschappelijke oorsprong.

Hoe pleeg ik een coup in het Oude Nabije Oosten?

Stel je woont in het Oude Nabije Oosten en je bent ontevreden over de huidige machthebbers. De alleenheerser van dienst doodt en martelt naar willekeur en legt zijn volk zware arbeid en hoge belastingen op. Als sociaal geëngageerd persoon wil je hier graag verandering in brengen. Nu is het mogelijk om met een legertje gelijkgestemden de huidige koning af te zetten, maar daar begint de ellende pas. Als je niet op dezelfde manier aan je einde wil komen als je voorganger, moet je met een aantal zaken rekening houden.

Hang niet de revolutionair uit
Dit is de kern van mijn advies. De beschavingen van het Oude Nabije Oosten, met de daarbij behorende machtsstructuren, behoren tot de oudste ter wereld. Deze zijn in de loop der eeuwen tot stand gekomen en functioneren ook al eeuwenlang prima. De meeste mensen willen daarom niet van de monarchie of de geestelijkheid af. Men kent wel samenlevingen zonder erfopvolging of georganiseerde religie, maar dat zijn evident barbaarse samenlevingen die veel minder geordend, vreedzaam en welvarend zijn. Een beschaafde samenleving wordt geregeerd door een koning die het mandaat van de goden heeft en door hen gestuurd wordt. 

Gebruik ‘rebel’ niet als geuzennaam
Het woord ‘rebel’ heeft in het Oude Nabije Oosten geen positieve connotaties. Natuurlijk zijn er mensen die in opstand komen tegen de machthebbers, maar zij zullen zichzelf nooit rebellen noemen. Een opstandeling die erin slaagt zijn voorganger af te zetten (Cyrus, Darius) is geen rebel, maar niemand minder dan de rechtmatige koning. De echte rebel is de vorige koning (Nabonidus, Smerdis), die tegen de goden in opstand is gekomen en daarom door hen in de steek is gelaten. 

Demoniseer je voorganger
Aangezien je voorganger door de goden in de steek is gelaten, mag je hem genadeloos te demoniseren. En met demoniseren bedoel ik iemand letterlijk als demon afschilderen. Natuurlijk is het mogelijk om je voorganger op de inhoud van zijn beleid te pakken (niemand houdt immers van zware arbeid en hoge belastingen), maar belangrijker is dat je aannemelijk maakt dat hij zijn goddelijke mandaat verloren heeft. Schilder je voorganger af als een dwaas. Iemand die de gebruiken van het land niet respecteert (Nabonidus, Cambyses), die uit paranoia onschuldige mensen uit de weg ruimt (Saul, Cambyses, Smerdis) en die de goden lastert. Als een koning zijn ceremoniële plichten niet nakomt (Nabonidus) en zelfs goden disrespecteert (Nabonidus, Cambyses), is hij duidelijk de weg kwijt. Het opleggen van zware arbeid en hoge belastingen is dan slechts een symptoom van zijn goddeloosheid. 

Bedenk een mythe
Elke usurpator heeft een mythe nodig om zijn staatsgreep te rechtvaardigen. Deze mythe begint met een indrukwekkende geboortelegende. Uiteraard ben je van koninklijken bloede, maar omdat je als zuigeling al met de dood werd bedreigd (liefst door de voormalige koning) hebben je ouders je in de steek gelaten en ben je opgevoed door gewoon volk, bijvoorbeeld een herder (Cyrus) of een tuinman (Sargon). Toch onderscheidt jij je van dit gewone volk door je koninklijke bloed. Hierdoor ben je gezegend met wijsheid en bovenmenselijke fysieke vermogens die al op jonge leeftijd aan het licht komen (Sargon, David, Cyrus). Uiteindelijk wordt je ontdekt en breng je enige tijd door aan het hof van je voorganger (Ur-Zababa, Saul, Astyages), die je ondanks al zijn grillen trouw dient. Het idee om tegen hem in opstand te komen komt niet in je op, totdat hij jou dreigt te doden.

Beroep je op traditie
Hoewel men in het Oude Nabije Oosten sterk hecht aan het systeem, is hervorming wel degelijk mogelijk. De kunst is alleen om je hervormingen te presenteren als een terugkeer naar vergeten of verwaarloosde tradities. Was je voorganger een godslasteraar (Nabonidus)? Dan kan jij (Cyrus) je hervormingen presenteren als een herstel van de goddelijke orde. Wil je nieuwe wetten invoeren? Zeg dan dat deze direct afkomstig zijn van de goden (Hammurabi, Mozes). Voor meer ingrijpende religieuze hervormingen is het van belang deze toe te schrijven aan gerespecteerde profeten uit vroegere tijden. Misschien vind je wel een perkamentrol met daarop een vergeten toespraak van de stichter van je religie (Josia). Je kan ook beweren dat jouw hervormingen in lijn zijn met de oorspronkelijke boodschap van de profeten, die in de loop der eeuwen gecorrumpeerd is (Mani, Mohammed). Het is een beproefd concept.

Conclusie
Kortom: hang niet de revolutionair uit, maar presenteer jezelf als hersteller van de goddelijke orde. Leer het systeem kennen en probeer het van binnenuit te veranderen. Hieronder enkele voorbeelden om inspiratie op te doen.

De legende van Sargon
De wetten van Hammurabi
Openbaring van de Tora aan Mozes (Exodus 19).
Het verhaal van David en Saul (1 Samuel 15 – 2 Samuel 2).
De hervormingen van Josia (2 Koningen 22:8 – 23:20).
De legende van Cyrus (Herodotus 1.107-130).
De Cyrus Cylinder
De verstandsverbijstering van Cambyses (Herodotus 3.1-60).
De Bisotun-inscriptie van Darius
De boodschap van Mani
De Koran

Verloren Oudheid – De Oxusbeschaving

Tussen 2300 en 1700 v. Chr. bloeide in Centraal-Azië een ware rivierdalbeschaving. De Oxusbeschaving, ook wel Bactria Margiana Archaeological Complex (BMAC) genoemd ontsprong langs de oevers van de rivieren Murghab en Oxus (Amu Darya) en telde tientallen ommuurde steden. De Oxusbeschaving heeft mogelijk een belangrijke culturele invloed uitgeoefend op de Indo-Arische stammen die door het gebied heen trokken. Uit de religie van deze Indo-Ariërs kwam vervolgens het hindoeïsme voort. Hieronder volgt een bespreking van de mogelijke sporen die de Oxusbeschaving heeft nagelaten in deze religie.

Opkomst van de Oxusbeschaving
Omstreeks 6000 v. Chr. vestigden de eerste landbouwers zich op de noordelijke hellingen van de Kopet Dag. Waarschijnlijk stamden zij direct af van de vroegste landbouwers uit het Nabije Oosten. Door gebruik te maken van irrigatielandbouw wisten deze landbouwers de rivierdalen van de Oxus en de Murghab te koloniseren. Omstreeks 4100 v. Chr. namen zij technieken voor koperbewerking over van migranten van de Iraanse hoogvlakte en omstreeks 2300 v. Chr. leerden zij ook brons bewerken. Niet lang daarna groeiden de eeuwenoude landbouwnederzettingen uit tot grote steden. Deze steden werden omringd door dubbele of zelfs driedubbele verdedigingsmuren en in al deze steden werden indrukwekkende monumentale bouwwerken opgericht. Het handelsnetwerk van deze steden reikte tot in het Indusdal en besloeg vrijwel de gehele Iraanse hoogvlakte.

Culturen van zuidwestelijk Azië omstreeks 2000 v. Chr. De kaart is gebaseerd op inzichten van Maurizio Tosi.
Bron: https://www.penn.museum/sites/expedition/the-middle-asian-interaction-sphere/

De Andronovo cultuur
Tussen 2100 en 1800 v. Chr. leefde langs de zuidelijke uitlopers van het Oeralgebergte een redelijk homogene groep nomadische herdersstammen. Hun cultuur staat bekend als de Sintashta cultuur en vermoedelijk spraken zijn de proto-Indo-Iraanse taal. De Indo-Iraansetalen vormen een tak van de Indo-Europese talenfamilie. Op hun zoektocht naar nieuwe weides verspreidden de Indo-Iraanse stammen zich over de steppes van Centraal-Azië. De vraag naar koper en tin voor de vervaardiging van bronzen wapens zal hierbij ook een rol hebben gespeeld. Deze grondstoffen waren aan de oevers van het Aralmeer volop te vinden. In de loop van het tweede millennium v. Chr. vormden de Indo-Iraanse stammen de zogenaamde Andronovo cultuur, die vrijwel geheel Centraal-Azië besloeg. Hun nieuwste uitvinding, de strijdwagen met gespaakte wielen, gaf hen een militair overwicht over hun buren. Omstreeks 1900 v. Chr. kwamen de Indo-Iraanse stammen voor het eerst in contact met de Oxusbeschaving. 

Interactie tussen Indo-Iraniërs en de Oxusbeschaving
Sporen van interactie tussen Indo-Iraanse stammen en de Oxusbeschaving zijn terug te vinden in de materiële cultuur. Zo zijn in de steden van de Oxusbeschaving praalgraven gevonden waarin ook paarden en strijdwagens werden bijgezet. Dit wordt vaak gezien als een typisch Indo-Iraans verschijnsel. Of dit ook betekent dat een Indo-Iraanse elite de macht in de steden had overgenomen valt niet met zekerheid te zeggen. Duidelijk is wel dat de door Indo-Iraniërs geïntroduceerde manier van oorlogvoeren met paard en strijdwagen ook in de steden werd overgenomen. Omstreeks 1700 v. Chr. kwamen de steden van de Oxusbeschaving ten val als gevolg van oorlogsvoering, waarschijnlijk tegen stammen die de proto-Indo-Arische taal spraken. De Indo-Arische talen vormen een belangrijke subgroep van de Indo-Iraanse talen. De steden werden verlaten en men ging massaal over op extensieve veeteelt.

Archaeologische culturen die geassocieerd worden met de Indo-Iraanse migraties. De Oxusbeschaving (BMAC) in oranje.
Auteur: Dbachmann

Indo-Arische migraties
Nu de steden van de Oxusbeschaving ten onder waren gegaan en de plaatselijke bevolking was overgegaan op de extensieve veeteelt, kregen de veehoudende Indo-Ariërs vrij spel. Al snel verspreiden Indo-Arische stammen zich over de gehele Iraanse hoogvlakte. Een deel van deze stammen trok tussen 1400 en 1200 v. Chr. richting India en vestigde zich in de Punjab. Aldaar ontstond de zogenaamde Vedischecultuur, met gewijde literatuur en een erfelijke priesterklasse. De Vedische Ariërs verspreidden zich in de loop der eeuwen over noordelijk India en stichtten daar verschillende koninkrijken. Enkele andere Indo-Arische stammen trokken naar Syrië, waar zij omstreeks 1500 v. Chr. de Hurritische bevolking onderwierpen en het koninkrijk Mitannistichtten. De Indo-Arische elite van Mitanni bracht het gebruik van de strijdwagen naar het Nabije Oosten. De taal en religie van de Mitanni Ariërs verschilt weinig van het Sanskriet en de Vedische religie. 

Invloed op de Vedische religie
Volgens verschillende Indologen, waaronder Asko Parpola en Michael Witzel, heeft de interactie tussen de verstedelijkte Oxusbeschaving en de nomadische Indo-Ariërs sporen nagelaten in de Vedische religie. Zo zouden onder meer het concept van erfelijk priesterschap en het ritueel met de geestverruimende drank soma van de Oxusbeschaving zijn overgenomen. Enkele belangrijke Vedische goden, waaronder Indra, Varuna en Mithra, zijn mogelijk ook aan deze beschaving ontleend. De prominente positie van deze goden binnen de Vedische religie is waarschijnlijk niet te herleiden tot de proto-Indo-Iraanse cultuur, waarin voornamelijk de elementen der natuur werden vereerd: Vader Hemel, Moeder Aarde, het Heilige Vuur, Riviergodinnen, de Zonnewagen, de Morgenster, de Avondster en de Rozevingerige Dageraad. Bovendien zijn Vedische legenden over Arische stammen die de ommuurde forten van de demonische Dasa innemen mogelijk gebaseerd op de oorlogen tussen Indo-Arische stammen en de Oxusbeschaving rond 1700 v. Chr.

De hindoegod Indra, gezeten op een olifant. De naam van Indra is mogelijk ontleend aan de Oxusbeschaving.

Discussie
Hoeveel religieuze gebruiken de Indo-Ariërs daadwerkelijk van de Oxusbeschaving hebben overgenomen valt niet met zekerheid te zeggen. Om dergelijke invloeden te kunnen identificeren moet men namelijk eerst weten hoe de proto-Indo-Iraanse cultuur van de steppe eruit zag. Dit laatste is niet eenvoudig, aangezien de Indo-Iraniërs van de steppe geen schriftelijke bronnen hebben nagelaten. Bovendien is het mogelijk dat de Iraanse stammen die tussen 1400 en 1200 v. Chr. naar de Iraanse hoogvlakte zijn gemigreerd beïnvloed zijn door de reeds aanwezige Indo-Arische religie. Sommige overeenkomsten tussen de Iraanse Avesta en Indo-Arische Rigveda zouden dus wellicht niet verklaard moeten worden vanuit een gemeenschappelijke oorsprong, maar vanuit culturele beïnvloeding. Een redelijk betrouwbare methode om invloeden vanuit de Oxusbeschaving vast te stellen is te zoeken naar leenwoorden en (goden)namen met een onduidelijke etymologie, maar ook hier valt weinig met zekerheid te zeggen. Hoe het ook zij, deze puzzel is nog lang niet opgelost.

Opkomst van het Perzische Rijk (4)

In mijn vorige column schreef ik hoe Cyrus de Grote in een reeks imposante veldtochten bijna het gehele Midden-Oosten aan zijn gezag onderwierp. Kenmerkend aan zijn veroveringen is dat hij telkens de bestaande machtsstructuren intact liet en hierop voort bouwde. De Medisch-Perzische stammencoalitie bleef een los samenwerkingsverband tussen Medische en Perzische stammen, koninkrijken als Armenië, Lydië en Bactrië bleven losse koninkrijken en het Babylonische Rijk bleef grotendeels in dezelfde vorm voortbestaan. Het enige verschil was dat Cyrus nu bij al deze mogendheden aan de top van de piramide stond. Cyrus lijkt weinig te hebben gedaan om zijn verzameling koninkrijken om te vormen tot een gecentraliseerde staat. Hij was in de eerste plaats een veldheer die geïnteresseerd was in het verwerven van roem in de strijd. De gedecentraliseerde aard van het vroege Perzische Rijk zou zich echter al snel wreken.

De regering van Cambyses
Toen Cyrus in 530 v. Chr. stierf volgde zijn zoon Cambyses hem op. Cambyses stond voor de moeilijke opgave de reputatie van zijn vader als legendarisch veldheer te evenaren en hij was daarin redelijk succesvol. Zo wist hij Egypte aan zijn rijk toe te voegen, al lijkt hij daarbij op veel weerstand te zijn gestuit. Terwijl Cambyses bezig was zijn gezag in Egypte te consolideren, stelde hij zijn jongere broer Smerdis aan als gouverneur over de oostelijke delen van zijn rijk. Smerdis lijkt erg populair te zijn geweest onder het volk en in 522 v. Chr. besloot hij zichzelf uit te roepen tot koning. Daarop besloot Cambyses terug te keren naar Perzië, maar onderweg stierf hij onder onduidelijke omstandigheden. Smerdis was nu alleenheerser over het Perzische Rijk.

Cambyses neemt farao Psamtik III gevangen.
Naar een Perzische zegel.

De coup van Darius
Zo’n acht maanden na de dood van Cambyses werd Smerdis door zeven Perzische edelen (= krijgsheren) gedood. Hun leider was Darius, een telg uit de clan der Achaemeniden waartoe ook Cyrus behoorde. Volgens Darius was de Smerdis die hij had omgebracht niet de zoon van Cyrus, maar een magiër (= priester) genaamd Gaumata die zich voor Smerdis uitgaf. De echte Smerdis zou al eerder in het geheim door Cambyses zijn omgebracht. Deze voorstelling van zaken wordt door veel moderne geleerden in twijfel getrokken. Waarschijnlijker is dat Darius wel degelijk de echte Smerdis heeft omgebracht en dat het verhaal van de magiër propaganda was uit het pro-Cambyses kamp. Volgens Herodotus was het Cambyses zelf die dit verhaal de wereld in heeft geholpen en van Darius is bekend dat hij in het leger van Cambyses diende. Met de dood van Smerdis riep Darius zichzelf uit tot koning.

De Perzische burgeroorlog
Niet alleen moderne geleerden, maar ook veel tijdgenoten trokken het verhaal van Darius in twijfel. Zij weigerden hem als legitieme opvolger van Cambyses te erkennen. Plaatselijke machthebbers, zoals de Medische krijgsheren en de Babylonische priesters, hadden slechts trouw gezworen aan Cyrus en zijn nageslacht. Het uitsterven van zijn dynastie betekende wat hen betreft dan ook het einde van de Perzische overheersing. Wat hen betreft was er geen Perzisch Rijk, maar slechts een Perzische dynastie die over hun koninkrijk heerste. Direct na de dood van Smerdis verklaarden veel onderworpen koninkrijken zich dan ook onafhankelijk. Opvallend is dat twee Medische troonpretendenten beweerden af te stammen van de legendarische Medische veldheer Cyaxares en dat twee Babylonische troonpretendenten zich uitgaven voor zonen van de laatste Babylonische koning Nabonidus. Blijkbaar wisten deze namen toch nog veel Babyloniërs en Meden te inspireren.

De Bisotun-inscriptie van Darius. Darius staat links extra groot afgebeeld. Hij staat met een voet op de borst van Gaumata de magiër en kijkt neer op negen geketende troonpretendenten. Bovenaan zweeft een Faravahar (beschermgeest). Onder dit reliëf zijn inscripties in het Elamitisch, Babylonisch en Oud-Perzisch aangebracht.

Darius stelt zichzelf voor
Ondanks het felle verzet tegen zijn coup wist Darius alle separatisten in één jaar te verslaan. Zijn verhaal valt te lezen in de befaamde Bisotun-inscriptie. Darius begint zijn inscriptie met een opsomming van al zijn voorouders tot aan Achaemenes, de legendarische aartsvader van de Achaemeniden. Hiermee kent hij een cruciale rol toe aan erfopvolging binnen de Achaemenidische familie. Vervolgens omschrijft Darius zichzelf als een Pers en een Ariër (= Iraniër) en roept hij de vrijwel alleen door Iraanse volken vereerde god Ahura Mazda aan als zijn persoonlijke beschermgod. Hiermee presenteert hij zijn rijk expliciet als een rijk geregeerd door Perzen. Daarna volgt een opsomming van alle landen waarover Darius heerst. Het apart benoemen van al deze landen lijkt op het eerste gezicht een geval van overbodige grootspraak, totdat we ons beseffen dat het hier daadwerkelijk om aparte, grotendeels autonoom functionerende landen gaat.

Darius herstelt de goddelijke orde
Darius vervolgt zijn verhaal met de opmerking dat hij enkel bij de gratie van Ahura Mazda in staat is over al deze landen te heersen. Hij belooft alle welwillende onderdanen te beschermen en alle kwaadwillende onderdanen te vernietigen. Vervolgens vertelt Darius hoe hij alle troonpretendenten heeft verslagen. Hierbij schildert hij de troonpretendenten steevast af als agenten van de Leugen en werpt hij zichzelf op als hersteller van de goddelijke orde. Het ideaal van de koning als handhaver van de goddelijke orde kwam al voor in het oude Assyrië, Het concept van een metafysische entiteit genaamd ‘de Leugen’ die de goddelijke orde aanvalt lijkt echter te zijn ontleend aan de leer van de profeet Zarathustra. De Iraanse volken geloofden al voor het optreden van Zarathustra in een goddelijke orde, maar brachten dit niet in verband met erfelijk koningschap omdat zij dit toen nog niet kenden.

De Poort van Alle Volken te Persepolis. Deze poort moest men passeren wanneer men tribuut bracht.
Foto: Alborzagros

Geboorte van het Perzische Rijk
Darius had een duidelijke visie op de toekomst van zijn rijk. Dit moest een gecentraliseerd rijk zijn met de Perzen aan de top en geregeerd door de clan der Achaemeniden. Dit rijk was met de gratie van Ahura Mazda tot stand gekomen en diende om de hele wereld te verenigen onder Darius’ welwillende heerschappij. Om een centralisatie van de macht te bewerkstelligen stelde Darius vrienden en familieleden aan als satrapen (onderkoningen) over de onderworpen koninkrijken en stelde hij voor elke satrapie de hoogte van het tribuut vast. Als kroon op zijn werk liet hij het imposante paleizencomplex Persepolis bouwen, waar hij uit alle onderworpen landen tribuut ontving. Bij de bouw waren ambachtslieden uit het hele rijk betrokken, die allen goed werden betaald voor hun werk.

Nalatenschap van Darius
Dankzij de hervormingen van Darius heeft het Perzische Rijk bijna tweehonderd jaar kunnen voortbestaan. In deze tweehonderd jaar waren de verschillende culturen in het gebied dat we nu het Midden-Oosten noemen – divers als ze waren – verenigd in één wereldrijk en raakten ze sterk met elkaar verstrengeld. Hiermee legde het Achaemenidische Rijk de basis voor vele oosterse wereldrijken die nog zouden komen, tot het Abbasidische kalifaat aan toe.

Opkomst van het Perzische Rijk (3)

In mijn vorige column schreef ik hoe de Medische stammen zich eind zevende eeuw v. Chr. onder leiding van Cyaxares verenigden in een stammencoalitie. Deze stammencoalitie dreef de Scythen terug en organiseerde veldtochten naar Assyrië. Als snel sloten ook voorheen machtige koninkrijken als Urartu en Mannea en een deel van de Scythen zich aan bij het bondgenootschap, mogelijk om samen een sterk front te vormen tegen het nu oppermachtige Babylonische Rijk. Dit bondgenootschap lag aan de basis van het Perzische Rijk. De vraag is nu hoe dit Medische Rijk Perzisch is geworden. Hiervoor duiken we eerst in de voorgeschiedenis van de Perzen.

De Perzen
Oorspronkelijk waren de Perzen waarschijnlijk een subgroep van de Meden. Omstreeks 700 v. Chr. leefden zij in de regio Kermanshah in Noordwest-Iran, maar rond 650 v. Chr. trokken zij naar de regio Fars in Zuidwest-Iran. Fars stond destijds bekend als Anshan en vormde het oostelijke deel van het koninkrijk Elam. Hoewel de verwoesting van de Elamitische hoofdstad Susa in 653 v. Chr. tot de politieke neergang van Elam had geleid, bleef de Elamitische cultuur overheersend in de regio. De Perzen vestigden zich tussen de Elamieten van Anshan en namen daar onder leiding van de clan der Achaemeniden de macht over. De Perzen namen vele gebruiken over van de Elamieten, waaronder hun administratieve systeem en het gebruik van Elamitisch als administratieve taal. Het Perzisch-Elamitische koninkrijk Anshan werd al snel en van de meest stabiele en welvarende koninkrijken van Iran tijdens de Duistere Periode.

Verwoesting van de Elamitische hoofdstad Susa door de Assyrische koning Ashurbanipal. Foto gemaakt door Zereshk.

De Elamitische hoofdstad Susa wordt Assyrische soldaten verwoest.
Foto gemaakt door Zereshk.

De val van Ecbatana
Toen in het noorden de Medische stammencoalitie opkwam, sloot Anshan zich waarschijnlijk aan als bondgenoot. Desondanks bleef het koninkrijk de facto onafhankelijk. Toen de Medische krijgsheer Astyagesechter aan de macht kwam – volgens Herodotus een zoon van Cyaxares – besloot hij de stammencoalitie om te vormen tot een meer geïntegreerd koninkrijk. Dit betekende onder meer dat bondgenoot Anshan in het rijk moest worden geïncorporeerd. In 553 v. Chr. viel Astyages daarom Anshan binnen, waar de jonge Achaemenide Cyrus regeerde. Cyrus slaagde erin de aanval van Astyages af te slaan en in 550 v. Chr. was het Cyrus’ beurt om de Meden aan te vallen. Tijdens deze veldtocht kwamen de Medische troepen, waaronder vele krijgsheren, in opstand tegen Astyages. Ze namen hem gevangen en leverden hem uit aan Cyrus, die daarop zonder problemen de Medische hoofdstad Ecbatana in kon nemen. 

Waarom kwamen de Meden in opstand?
Wanneer wij ons beseffen dat het Medische Rijk in wezen een stammencoalitie c.q. los bondgenootschap was, zijn de bovenstaande gebeurtenissen beter te begrijpen. Door de soevereiniteit van bondgenoot Anshan niet te respecteren ging Astyages een zekere grens over. In plaats van een krijgsheer die als primus inter pares leiding gaf aan een bondgenootschap, profileerde hij zich nu als koning naar Mesopotamisch model. Dit leidde ertoe dat verschillende Medische krijgsheren hun steun voor Astyages introkken. Intussen stond Cyrus waarschijnlijk al bekend als bekwaam veldheer, dus toen hij Ecbatana innam lag het voor de hand dat hij de nieuwe leider van de stammenfederatie zou worden.

De Lydische koning Croesus wordt op een brandstapel geplaatst na te zijn verslagen door Cyrus. Roodfigurig Attisch amfoor uit Vulci (500-490 v. Chr.), nu in het Louvre, Parijs.

De Lydische koning Croesus wordt op een brandstapel geplaatst na te zijn verslagen door Cyrus.
Roodfigurige amfoor uit Vulci (500-490 v. Chr.), nu in het Louvre, Parijs.

Verzet tegen de coup van Cyrus
Niet iedereen erkende echter het gezag van Cyrus. Zo erkende de koning van Urartu – een voormalige bondgenoot van de Medische stammencoalitie – Cyrus niet als nieuwe leider. In 547 v. Chr. werd Urartu echter door Cyrus veroverd en werd de koning ter dood gebracht. De coup vormde ook voor de Lydische koning Croesus een reden om de oorlog te verklaren aan Cyrus. Ook Lydië werd echter overwonnen, evenals de Griekse stadstaten aan de westkust van Anatolië. Na zijn overwinning op Croesus keerde Cyrus zich tegen de koning van Bactrië, die volgens Ctesias ook een bondgenoot was geweest van Astyages en Cyrus heerschappij daarom niet erkende. Toen de Bactrische koning echter hoorde dat Cyrus Astyages genade had getoond (en dat hij met een enorm leger in aantocht was) besloot hij zich echter aan Cyrus te onderwerpen.

Een impopulaire koning
Met Iran, Anatolië and Centraal Azië aan zijn voeten richtte Cyrus zijn pijlen op Babylonië, waar Nabonidus regeerde. Nabonidus (r. 556-539 v. Chr.) was van oorsprong een simpele ambtenaar uit Harran die in een door zijn zoon georkestreerde coup op de Babylonische troon terecht was gekomen. Zijn legitimiteit stond dus al van het begin af aan ter discussie. Daarnaast had hij een bijzondere voorliefde voor de maangod Sîn, de beschermgod van Harran. Dat laatste was op zich niet zo’n probleem, ware het niet dat hij de staatscultus van de oppergod Marduk verwaarloosde. Hiermee riep hij de woede van de priesters van Marduk over zich af, die op hun beurt in hoog aanzien stonden bij het volk. Bovendien werd zijn gebrek aan respect voor Marduk, in combinatie met zijn niet-Babylonische achtergrond, uitgelegd als een gebrek aan respect voor de stad Babylon.

'Nebuchadnezzar' door William Blake. De verstandsverbijstering van Nebuchadnezzar, zoals beschreven in het bijbelboek Daniel, is waarschijnlijk gebaseerd op Perzische verhalen over Nabonidus' verblijf in de Arabische woestijn.

‘Nebuchadnezzar’ door William Blake.
De verstandsverbijstering van Nebuchadnezzar zoals beschreven in het bijbelboek Daniel is waarschijnlijk gebaseerd op verhalen over Nabonidus’ verblijf in de Arabische woestijn.

Nabonidus in de Arabische woestijn
Ondanks dit alles had Nabonidus zich kunnen bewijzen als welwillende koning van Babylon. In zijn vierde regeringsjaar (553 v. Chr.) deed hij echter iets waardoor hij de schijn sterk tegen zich kreeg. In dat jaar ging hij op veldtocht naar de Arabische woestijn. Aan het einde van het oorlogsseizoen keerde hij echter niet terug naar Babylon, maar nam hij zijn intrek in de oasestad Tema. Hij stelde zijn zoon Belsazar aan als onderkoning van Babylon, terwijl hij zelf tien jaar in de Arabische woestijn verbleef. In die periode bezocht hij Babylon niet één keer en nam hij niet deel aan de Nieuwjaarsfestivals. De keuze om tien jaar in Tema te verblijven is moeilijk te verklaren. Nabonidus lijkt zijn verantwoordelijkheden als koning te zijn ontlopen. Hierdoor maakte hij zich nog minder populair en was het Babylonische Rijk niet voorbereid op een Perzische invasie. 

De val van Babylon
In 539 v. Chr. viel Cyrus het Babylonische Rijk binnen. Bij de stad Opis troffen de Perzische en Babylonische troepen elkaar en behaalden de Perzen een glansrijke overwinning. Het Babylonische leger sloeg op de vlucht, waarop de Perzen de stad plunderden en de bevolking uitmoordden. Deze wrede daad was waarschijnlijk onderdeel van een vooraf uitgedachte strategie. Niet lang daarna gaf de stad Sippar zich over en stuurde Cyrus ene Gubaru, een Babylonische gouverneur die was overgelopen naar de Perzen, naar Babylon om de voorwaarden voor overgave te bespreken. Toen Gubaru beloofde dat Cyrus de inwoners van Babylon geen kwaad zou doen en dat zij zelfs ongestoord een religieus festival konden voltooien, openden de Babyloniërs de poorten en onthaalden ze Cyrus als een held. Cyrus hield zich aan zijn beloftes en offerde op Babylonische wijze aan Marduk om zijn goede wil te tonen.

De Cyrus Cylinder. Deze Babylonische bouwinscriptie opgesteld in opdracht van Cyrus diende om Cyrus te presenteren als een vrome en deugdzame Mesopotamische koning.

De Cyrus Cylinder. Deze Babylonische bouwinscriptie werd opgesteld in opdracht van Cyrus en diende om Cyrus te presenteren als vrome en deugdzame Mesopotamische koning. Foto gemaakt door Prioryman.

Cyrus’ beleid ten opzichte van overwonnen volken
Door zich te presenteren als vrome en deugdzame Mesopotamische koning wist Cyrus het vertrouwen van de priesters en de edelen te winnen. Hij presenteerde zichzelf als hersteller van de goddelijke orde, terwijl Nabonidus werd afgeschilderd als een gevaarlijke gek. Cyrus’ beleid ten opzichte van Babylonie was grotendeels pragmatisch. Hij had het respect van de Meden en Perzen gewonnen door zich te profileren als bekwaam veldheer en primus inter pares, maar om de Babyloniërs voor zich te winnen profileerde hij zich als een traditionele Mesopotamische koning. In beide gevallen probeerde hij de plaatselijke elites – de Iraanse krijgsheren en de Mesopotamische priesters – aan zijn kant te krijgen.

De volgende keer…
Met de veroveringen van Cyrus is de basis voor het Perzische Rijk gelegd. Het had echter weinig gescheeld of het Perzische Rijk was tien jaar na de dood van Cyrus al ineengestort. In de kern was het Perzische Rijk namelijk nog altijd een verzameling stammen en koninkrijken. In het volgende deel lees je hoe Darius de stammencoalitie omvormde tot een waar wereldrijk.