Hoe populariseer je geschiedenis – Do’s en don’ts

Hoe populariseer je geschiedenis? Het is een vraag die me veel bezig houdt, zeker nu ik bezig ben een boek te schrijven over een onderwerp dat (nog) niet heel populair is. Geschiedenis heeft al een beetje een stoffig imago en dat geldt des te meer voor de Oudheid, om maar niet te spreken over het Oude Nabije Oosten. Toch ben ik gefascineerd geraakt door dit onderwerp. De vraag is, hoe breng ik mijn eigen enthousiasme over?

De geschiedenispopularisator als verhalenverteller

Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet ik eerst weten waar mijn enthousiasme vandaan komt. Voor zover ik kan beoordelen hangt mijn fascinatie voor geschiedenis sterk samen met een liefde voor verhalen. De geschiedenis is rijk aan verhalen over mensen, menselijke relaties en menselijke samenlevingen. Verhalen die vragen oproepen zoals:

“Wat bezielde Alexander de Grote om de hele wereld over te trekken, zelfs nadat hij het Perzische Rijk verslagen had?”

“Wat bezielde de Babyloniërs om de poorten te openen voor de Perzische koning Cyrus de Grote?”

“Hoe is een Assyrische koning, met relatief primitieve middelen, in staat om in zo’n groot gebied gehoorzaamheid af te dwingen?”

Human interest dus. Om een zo breed mogelijk publiek aan te spreken moet een geschiedenispopularisator niet alleen in staat zijn om dingen uit te leggen. Hij of zij moet het verhaal ook zodanig kunnen vertellen dat het publiek uit zichzelf dit soort vragen gaat stellen. Kortom, een goede geschiedenispopularisator moet een goede verhalenverteller zijn. Hij moet suspense kunnen opbouwen door een behoefte aan kennis te creëren en deze behoefte langzaam maar zeker te vervullen.

Hoe het niet moet

Dat alles is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Om op een dergelijke manier te kunnen vertellen is veel oefening nodig. Je moet veel verschillende vertelvormen uit proberen, fouten durven maken en van fouten willen leren. Op die manier heb ik door ervaring inmiddels een goed beeld gekregen van hoe het niet moet.

1) Schrijf niet op een academische manier

Dit ligt op zich voor de hand, maar voor een universitair student is het niet eenvoudig met dit patroon te breken. Het gebruik van vaktermen, exacte formuleringen en een formele schrijfstijl zit er zo diep ingebakken, dat je het zelf bijna niet doorhebt. Op een niet-academische manier schrijven is belangrijk, niet alleen “omdat je publiek het anders niet begrijpt” (je publiek is immers niet dom), maar omdat het je dwingt je kennis te concretiseren. In de woorden van Albert Einstein (die hij overigens nooit heeft uitgesproken): “Als je het niet simpel kan uitleggen, begrijp je het zelf niet.”

2) Blijf niet teveel in de abstractie hangen

Wat houdt ‘simpel uitleggen’ dan in? Voor mij komt het erop neer dat je vaktermen en andere abstracte begrippen concreet kunt maken. Als ik bijvoorbeeld zeg dat volgens de tweede wet van de thermodynamica de totale entropie van een gesloten systeem altijd toeneemt in de loop der tijd, zullen veel mensen mij niet begrijpen. Wanneer ik echter zeg dat een glas dat in stukken valt niet meer spontaan heel kan worden, begrijpt iedereen wat ik bedoel. Als ik vervolgens beloof uit te leggen hoe dit komt, zal men ook eerder bereid zijn te luisteren.

3) Te hoge informatiedichtheid

Dit is mijn meest hardnekkige fout. Doordat ik een te breed onderwerp wil bespreken in een column of een kort artikel, passeren in een korte tekst veel namen, jaartallen en gebeurtenissen de revue. Dit maakt de tekst onoverzichtelijk. Bovendien zorgt het ervoor dat ik niet diep in kan gaan op de werkelijk interessante zaken. Bij het schrijven van een boek heb ik wat meer ruimte, maar ook hier is afbakening van het onderwerp belangrijk. Bij het schrijven van columns en korte artikelen is het beter om het bij smalle onderwerpen te houden.

Hoe het wel moet

Het is altijd makkelijker om de don’t te identificeren dan de do’s. Je kunt de don’ts natuurlijk omdraaien, maar de vraag hoe je deze do’sinvult is daarmee nog niet beantwoord. Een goed voorbeeld kan je echter een heel eind op weg helpen. Zo las ik laatst het boek De Schaduw van Tambora van Philip Dröge, over de uitbarsting van de Indonesische vulkaan Tambora in 1815. Deze natuurramp had wereldwijd een grote impact op het weer. In 1816 was er in grote delen van de wereld zelfs helemaal geen zomer vanwege de aswolken die in de lucht hingen. Hongersnoden, migratiestromen en eindtijdsverwachtingen waren het gevolg. Het is een goed voorbeeld van hoe alles op aarde met elkaar samenhangt. Philip Dröge brengt dit op een heldere manier in beeld. Ik heb mezelf afgevraagd hoe hij dit doet en heb daarbij de volgende do’s geïdentificeerd:

1) Schrijf op een vertellende manier

Philip Dröge is een begenadigd schrijver. Met elk hoofdstuk lijkt een nieuwe roman te beginnen. Telkens wordt één persoon geïntroduceerd die de gevolgen van de vulkaanuitbarsting direct of indirect heeft ondervonden. Deze persoon dient als point of view character. Terwijl Dröge zijn of haar verhaal beschrijft, wijdt hij regelmatig uit over onderwerpen zo uiteenlopend als vulkanologie, meteorologie, het Nederlandse koloniale systeem, de ontwikkelingen binnen de wetenschap in de vroege negentiende eeuw, religieus fanatisme en de situatie op het Europese platteland. Hierbij geeft hij niet zelden treffende sfeerimpressies.

2) Focus op concrete situaties en personen

Dit ligt in het verlengde van het vorige punt. Dröge bespreekt de gevolgen van de vulkaanuitbarsting door zich te richten op concrete situaties en voorbeelden en daar diep op in te zoomen. Voorkennis over vulkanologie, meteorologie of geschiedenis is niet nodig. De concrete voorbeelden zijn voor iedereen te volgen.

3) Veel informatie geven mag, maar verspreid de informatie

Een te hoge informatiedichtheid is nooit goed, maar dat betekent niet dat je niet de ruimte mag nemen om dieper op de informatie in te gaan. Integendeel. Juist door de informatiedichtheid te verkleinen, houd je meer ruimte over om uit te weiden. Dröge’s boek staat vol interessante weetjes over allerhande onderwerpen, maar deze worden op de juiste, relevante momenten geïntroduceerd. Zodra bijvoorbeeld de Nederlander Jan Israël op weg is naar het eiland Soembawa, waar de vulkaan Tambora ligt, wordt de situatie met de inlandse vorsten besproken. Het verhaal van de point of view characters dient als kapstok voor de informatie.

Mijn lering

Kortom, het boek De Schaduw van Tambora heeft mij ideeën gegeven voor de manier waarop ik mijn eigen boek, Translatio Imperii, wil vormgeven. In mijn boek staat een beperkt aantal personen en gebeurtenissen centraal, die een sleutelrol hebben gespeeld in de eenwording van het Nabije Oosten. Telkens wordt de vraag gesteld hoe deze personen hun macht probeerden uit te breiden en hoe ze daarin slaagden dan wel faalden. Deze insteek sluit goed aan bij de Imperial Turn, waarin de relaties tussen machthebbers en de rol van netwerken centraal staan. Brede en abstracte ontwikkelingen worden zo telkens gekoppeld aan concrete gebeurtenissen. Bovendien is het een stuk prettiger lezen.