Het Gilgamesh Epos (4) – Sin-leqe-unninni’s standaardversie

In mijn vorige column schreef ik hoe in de Oud-Babylonische Periode (1894-1595 v. Chr.) de losse legendes over Gilgamesh werden samengevoegd tot een standaardversie. Deze standaardversie raakte bekend in het gehele Nabije Oosten. Toch zou Sîn-leqi-unninni, een Babylonische priester, rond 1100 v. Chr. met een nieuwe standaardversie komen, die een nog grotere impact zou hebben op de antieke literatuur. Voordat ik deze nieuwe standaardversie samenvat eerst wat historische achtergrondinformatie.

Kassitische overheersing

Na de dood van Hammurabi (r. 1792-1750 v. Chr.) raakte het Oud-Babylonische Rijk in verval. Toen de Hittieten in 1595 v. Chr. Babylon plunderden en de Amoritische dynastie ten val brachten, was Babylon nog maar één van de vele stadstaten in zuidelijk Mesopotamië. Niet lang nadat de Hittieten waren vertrokken, vielen de Kassieten vanuit hun thuisland in het Zagrosgebergte de regio binnen. Ze stichtten een koninkrijk in zuidelijk Mesopotamië en maakten Babylon tot hun hoofdstad, waardoor de stad opnieuw belangrijk werd. De Kassieten respecteerden de eeuwenoude tradities van Mesopotamië en riepen daardoor weinig weerstand op onder de plaatselijke bevolking. Vanwege het gebrek aan bronnen wordt de Kassitische overheersing vaak als een duistere periode beschouwd, maar toch was het geen periode van verval. Onder het gezag van de Kassieten kende zuidelijk Mesopotamië welvaart en stabiliteit en werd de regio verenigd in één territoriale staat genaamd Babylonië.

De Isin II Dynastie

In 1155 v. Chr. namen de Elamieten Babylon in en brachten ze de Kassitische dynastie, die op dat moment al bijna 400 jaar over Babylonië regeerde, ten val. De Elamieten trokken zich echter al snel terug. Niet lang daarna riep Marduk-kabit-ahheshu, koning van de stad Isin, zich uit tot koning van Babylon. Hiermee kwam opnieuw een inheemse dynastie aan de macht en werd het voortbestaan van de territoriale staat Babylonië verzekerd. De koningen van de dynastie van Isin streden met succes tegen de Elamieten en de Assyriërs. Nebuchadnezzar I (1124-1103 v. Chr.) wist zelfs het geroofde cultusbeeld van de oppergod Marduk terug te halen uit de Elamitische hoofdstad Susa. In deze tijd van hernieuwde ‘nationale’ trots onder de Akkadisch sprekende bevolking van Babylonië leefde Sîn-leqi-unninni, de schrijver van de tweede en meest bekende standaardversie van het Gilgamesh Epos.

Het Nabije Oosten in de dertiende eeuw v. Chr.
Auteur: Zunkir

De standaardversie van Sîn-leqi-unninni

Tablet I

Sîn-leqi-unninni introduceert Gilgamesh als een tiran die zijn volk onderdrukt. Ongetrouwde mannen put hij uit met intense krachttrainingen en pasgetrouwde vrouwen dwingt hij tot seks. Kortom, hij misbruikt zijn bovenmenselijke krachten voor zijn eigen plezier. Het volk smeekt de goden om hulp. De goden geven aan deze klaagzang gehoor door een wezen te scheppen dat in kracht gelijk is aan Gilgamesh: Enkidu, een behaarde wildeman die samen met de dieren leeft. De absolute tegenpool van Gilgamesh. Enkidu wordt op de steppes buiten Uruk ontdekt door een jager, die hem probeert te temmen door hem zeven nachten met de tempelprostituee Shamkhat door te laten brengen. Eenmaal getemd wordt Enkidu door een groep herders geadopteerd, waar hij als nachtwacht het kamp beschermt.

Tablet II

Wanneer Enkidu hoort hoe Gilgamesh de pasgetrouwde vrouwen van Uruk behandelt, wordt hij woedend. Hij reist af naar Uruk en probeert Gilgamesh tegen te houden wanneer hij het huis van een bruid binnen wil gaan. De twee raken met elkaar in gevecht, maar uiteindelijk moet Enkidu in Gilgamesh zijn meerdere erkennen. Gilgamesh en Enkidu raken bevriend en Gilgamesh stelt voor om samen naar het Cederwoud te gaan om het monster Humbaba te verslaan. Enkidu en de Raad der Ouderen waarschuwen hem, maar Gilgamesh laat zich niet weerhouden.

Tablet III

Alvorens te vertrekken bezoekt Gilgamesh zijn moeder, de godin Ninsun. Ninsun bidt tot de zonnegod Shamash om Gilgamesh en Enkidu bij te staan en neemt Enkidu aan als haar eigen zoon.

Tablet IV

Onderweg naar het Cederwoud heeft Gilgamesh elke nacht een beangstigende droom. Enkidu probeert hem gerust te stellen door hem ervan te verzekeren dat deze dromen goede voortekenen zijn.

Tablet V

Een standbeeld waarvan wordt gezegd dat het ofwel Gilgamesh ofwel Enkidu afbeeldt.
Oorspronkelijk afkomstig uit het paleis van Sargon II te Dur Sharrukin. Nu te zien in het Louvre.

Humbaba blijkt inderdaad een afschrikwekkend monster te zijn dat zelfs Gilgamesh angst aanjaagt. Humbaba beschuldigt Enkidu ervan dat hij zijn afkomst heeft verraden, maar Enkidu laat zich niet van de wijs brengen en spreekt Gilgamesh moed in. Tijdens een gevecht van kosmische proporties splijten de bergketens Libanon en Anti-Libanon uiteen, waardoor de Bekaa Vallei ontstaat. De zonnegod Shamash stuurt vervolgens dertien winden om Humbaba vast te binden. Humbaba smeekt om genade, maar Enkidu waarschuwt Gilgamesh hier geen gehoor aan te geven. Gilgamesh onthooft Humbaba en samen met Enkidu kapt hij de ceders van Libanon. Ze bouwen een vlot waarmee ze de Eufraat afvaren. Het hoofd van Humbaba nemen ze mee als trofee.

Tablet VI

Ishtar, de godin van liefde en oorlog, is zeer onder de indruk van Gilgamesh’s overwinning en verklaart hem de liefde. Gilgamesh wijst haar echter af, omdat het met haar eerdere minnaars ook niet goed is afgelopen. Ishtar is woedend en haar vader Anu, god van de hemel, stuurt de Hemelstier op Uruk af. De Hemelstier richt vele vernielingen aan en drinkt de Eufraat leeg. Gilgamesh en Enkidu weten de Hemelstier echter zonder goddelijke steun te verslaan. Na de dood van de Hemelstier krijgt Enkidu echter een beangstigende droom.

Tablet VII

In zijn droom ziet Enkidu de goden bijeenkomen. Ze besluiten dat ofwel Gilgamesh ofwel Enkidu moet sterven om boete te doen voor de dood van Humbaba en de Hemelstier. Uiteindelijk wordt Enkidu uitgekozen als slachtoffer. Bij het ontwaken vervloekt Enkidu de dag waarop hij Gilgamesh heeft ontmoet, maar wanneer de zonnegod Shamash hem vertelt dat zijn dood Gilgamesh veel verdriet zal doen neemt hij deze vloek terug. Niet veel later krijgt Enkidu een visioen van een troosteloze en stoffige Onderwereld. Daarna wordt Enkidu ziek. Na twaalf dagen sterft hij.

Tablet VIII

Gilgamesh rouwt om de dood van Enkidu en organiseert een uitgebreide begrafenisceremonie.

Tablet IX

Door de dood van Enkidu wordt Gilgamesh geconfronteerd met zijn eigen sterfelijkheid. Al rouwende trekt hij de wereld over, op zoek naar het geheim van het eeuwige leven. De enige die dit geheim kent is Utnapishtim, die de Zondvloed heeft overleefd door een ark te bouwen en daarna samen met zijn vrouw van de goden het geschenk van onsterfelijkheid ontving. Op weg naar Utnapishtim doorkruist Gilgamesh een bergpas, waar hij een groep leeuwen doodt en zich kleedt in leeuwenvellen. Eenmaal aangekomen bij de berg Mashu, aan het einde van de wereld, ontdekt hij een tunnel die wordt bewaakt door schorpioenmannen. De schorpioenmannen herkennen zijn goddelijke afkomst en laten hem toe tot de Zonneweg, waar de zon elke nacht langs reist. Aan het eind van deze tunnel treft hij de tuin der goden, waar edelstenen aan de bomen groeien.

Tablet X

In de tuin der goden ontmoet Gilgamesh Siduri, een herbergierster. Hij vertelt Siduri dat hij op zoek is naar het eeuwige leven, maar Siduri probeert hem van dit idee af te brengen. Hij laat zich echter niet overtuigen. Siduri verwijst hem door naar de veerman Urshanabi, die hem over de Wateren des Doods kan vervoeren. Onderweg naar Urshanabi doodt Gilgamesh nietsvermoedend een groep stenen reuzen. Deze stenen reuzen bleken echter de enige mogelijkheid te zijn geweest om de Wateren des Doods over te steken. Toch weet Gilgamesh met het hout van 120 bomen een loopbrug te maken waarmee hij het eiland van Utnapishtim kan bereiken. Daar aangekomen wijst Utnapishtim hem terecht omdat hij zich tegen zijn door de goden beschikte lot verzet.

Tablet XI

Gilgamesh vraagt aan Utnapishtim hoe hij onsterfelijkheid heeft verworven. Utnapishtim vertelt hem daarop hoe hij de Zondvloed heeft overleefd. Vanwege zijn unieke positie als redder van de mensheid is Utnapishtim door de goden beloond met het eeuwige leven. Vervolgens stelt Utnapishtim Gilgamesh op de proef door hem de opdracht te geven zeven nachten wakker te blijven. Gilgamesh valt echter meteen in slaap en slaapt gelijk zeven nachten achter elkaar. Als hij weer wakker wordt wijst Utnapishtim hem erop dat als hij niet eens de slaap kan overwinnen, hij zeker niet de dood kan overwinnen.

Het elfde tablet van het Gilgamesh Epos, met het Zondvloedverhaal.
British Museum, Londen.

Toch geeft Utnapishtim’s vrouw hem instructies om op de bodem van de zee een plant te plukken die hem op zijn minst zijn jeugd terug kan geven. Met veel moeite Gilgamesh weet deze plant te vinden en te plukken. Terwijl hij zich wast in een meer wordt de plant echter opgegeten door een slang, die meteen zijn oude huid afwerpt. Wanneer Gilgamesh zich dit realiseert, ziet hij de hopeloosheid in van zijn zoektocht naar het eeuwige leven. Hij keert terug naar Uruk, waar hij met trots de door hem gebouwde muren aanschouwt. Hij realiseert zich dat hij zal voortleven in zijn daden.

Tablet XII

Hoewel het verhaal met tablet XI al ten einde is gekomen, is later nog een twaalfde tablet aan het epos toegevoegd. Dit tablet komt qua inhoud sterk overeen met het Soemerische gedicht over Enkidu in de Onderwereld en sluit niet logisch aan op de eerdere tabletten. Zo is Enkidu aan het begin van tablet XII nog in leven. Gilgamesh klaagt dat zijn bal in de Onderwereld is gevallen en vraagt Enkidu deze daar op te halen. Hij geeft Enkidu duidelijke aanwijzingen over hoe hij zich in de Onderwereld moet gedragen, wil hij hieruit terugkeren, maar Enkidu houdt zich hier niet aan. Enkidu blijft achter in de Onderwereld en Gilgamesh bidt tot de goden om zijn vrijlating. Uiteindelijk maakt Shamash een opening in de Onderwereld, waaruit Enkidu’s geest naar boven komt. Gilgamesh ondervraagt Enkidu over de situatie in de Onderwerld. Daar eindigt het verhaal.

De impact van het Gilgamesh Epos

De standaardversie van Sîn-leqi-unninni was gedurende het eerste millennium v. Chr. bekend in geheel Mesopotamië en waarschijnlijk ook daarbuiten. De standaardversie had een prominente plaats in de Bibliotheek van Ashurbanipal in Nineveh, waar Hormuzd Rassam in 1853 de kleitabletten terugvond. Naast de schriftelijke standaardversie bestonden er ook orale tradities waarin Gilgamesh een rol speelde, al werd de inhoud van deze tradities grotendeels bepaald door de standaardversie. Thema’s en motieven uit het Gilgamesh Epos verspreidden zich zo over de gehele Oude Wereld en lieten hun sporen na in vele mythes. Over de invloed van het Gilgamesh Epos op andere mythologieën schrijf ik de volgende keer meer.