Fact check – Registreerden de Romeinen elke kruisiging

In discussies over het bestaan van een historische Jezus wordt vaak gesteld dat Jezus niet in contemporaine bronnen wordt genoemd. Dit gebrek aan bewijsmateriaal wordt als argument gebruikt om het bestaan een historische Jezus in twijfel te trekken. Op het internet ben ik dit argument al enkele malen in exact de volgende bewoording tegengekomen:

Rome was one of the most bureaucratic civilizations in history. The Romans kept records about every detail of life—births, marriages, adoptions, taxes, olive production, and legal documents. Along with the Roman legions, the official government records were a means to control the lands and peoples they conquered. So why is there a total absence of official Roman records concerning Jesus? At the very least, should not there be a record of the trial and the crucifixion? All the historical references to Jesus are all many decades later.

Op het eerste gezicht lijkt dit een solide argument. Vooral de eerste drie zinnen wekken de indruk dat ze geschreven zijn door een historicus met verstand van zaken. Geen wonder dat deze tekst zo vaak woord voor woord op discussiefora wordt overgenomen. De vraag is echter: is het ook waar? Hieronder een korte fact check:

Aanname 1:   De Romeinen schreven alles op

De belangrijkste aanname van dit argument is dat het historische bronmateriaal voor het Judea van de vroege eerste eeuw behoorlijk omvangrijk was. Volgens de auteur van deze tekst werden alle geboortes, sterfgevallen, transacties en rechtszaken vastgelegd. Dit is simpelweg niet waar. Voor zover de Romeinen dergelijke zaken al bijhielden, deden zij dat op vergankelijke materialen zoals perkament en papyrus. Hiervan zijn slechts fragmenten teruggevonden. Verslagen van kruisigingen zitten hier voor zover ik weet niet bij. Als de auteur van deze tekst mij op basis van het aanwezige bronmateriaal kan zeggen hoeveel olijfolie er in het jaar 30 in Judea werd geproduceerd, vind ik het knap. Narratieve bronnen die betrekking hebben op Judea in de vroege eerste eeuw zijn erg zeldzaam en zijn inderdaad pas decennia later geschreven (Josephus, Tacitus, de vier evangeliën). Toch zijn dit de enige bronnen die we hebben.

Aanname 2:   De afwezigheid van bewijs is bewijs voor afwezigheid

De tweede aanname is dat de afwezigheid van contemporaine bronnen sterk doet vermoeden dat een historische Jezus niet bestaan heeft. Dit argument is mijns inziens te rechtvaardigen wanneer aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan:

  • Het bronmateriaal is in soortgelijke gevallen voldoende toereikend om het gewenste bewijs te leveren. Als de Romeinen inderdaad de gewoonte hadden om elke kruisiging te registreren, dan mag men er vanuit gaan dat zij dit bij Jezus ook deden.
  • De persoon wordt door zijn of haar tijdgenoten als voldoende belangrijk beschouwd om melding van te maken.

Dat aan de eerste voorwaarde niet wordt voldaan hebben we hierboven al kunnen zien. De vraag of aan de tweede voorwaarde is voldaan is moeilijker te beantwoorden. Hoe bepaal je immers of iemand voldoende belangrijk is in de ogen van tijdgenoten? De keuze om een bepaald persoon of een bepaalde gebeurtenis te vermelden hangt immers af van de auteursintentie en de aard van de tekst. Gezien het feit dat Jezus slechts één van de vele wijsheidsleraren was die in de vroege eerste eeuw door Galilea en Judea rondtrokken, dat hij slechts een kleine schare volgelingen had en dat hij een vernederende dood was gestorven voordat hij enige grote veranderingen teweeg kon brengen, was Jezus voor zowel de Romeinen als de Joden niet zo interessant. Pas wanneer de christelijke gemeenschap in de late eerste eeuw onder de aandacht van de Romeinen komt, begint men Jezus interessant te vinden.

Aanname 3:   Het aanwezige bronmateriaal is niet toereikend

Deze aanname is vooral impliciet in de tekst aanwezig. Het feit dat er wel degelijk historische bronnen zijn die Jezus noemen, wordt afgedaan met één zinnetje waarin wordt gesteld dat deze decennia later zijn geschreven. Nu zijn enkele decennia bijna niets binnen de historiografie. De Griekse geschiedschrijver Herodotus schreef over gebeurtenissen van vijftig tot driehonderd jaar voor zijn tijd en de meeste narratieve bronnen over de moord op Caesar dateren van ruim een eeuw later. Hoewel latere bronnen over het algemeen minder betrouwbaar zijn, is dit geen excuus om bronnen die enkele decennia na de gebeurtenissen zijn geschreven geheel te negeren.

Belangrijker is dat deze aanname impliceert dat de belangrijkste bronnen (Josephus, Tacitus, de vier evangeliën) zo goed als waardeloos zijn. Het feit dat de vier evangeliën partijdig zijn wordt aangegrepen als excuus om deze maar geheel terzijde te schuiven. De vermeldingen van een historische Jezus bij Josephus en Tacitus worden vervolgens terzijde geschoven met de opmerking dat zij hun informatie van de christenen hadden. Op het eerste gezicht lijkt dit op gezond scepticisme, maar een dergelijke benadering gaat voorbij aan het feit dat historici in veel gevallen alleen maar late, fragmentarische, partijdige en tegenstrijdige bronnen tot hun beschikking hebben. Een historicus moet elke beschikbare bron benutten, uiteraard met oog voor de auteursintentie en de aard van de tekst. Hele teksten negeren omdat er onrealistische elementen in voorkomen is simpelweg intellectuele luiheid.

De scam hypothese

Dat klinkt allemaal heel interessant, maar nu heb ik nog steeds geen bewijs geleverd voor het bestaan van een historische Jezus. Dat klopt, maar dat was mijn doel ook niet. Mijn doel was vooral om de foutieve voorstelling van zaken in de bovenstaande tekst aan te kaarten. Er is inderdaad geen onomstotelijk bewijs dat Jezus bestaan heeft. Dergelijk bewijs is ook bijna niet mogelijk voor personen die zo ver in het verleden hebben geleefd. De geschiedkunde is dan ook geen exacte wetenschap. Historici houden zich niet bezig met zekerheden, maar met waarschijnlijkheden. Op basis van het beschikbare bronmateriaal is het bestaan van een historische Jezus de meest waarschijnlijke hypothese. Laten we ter illustratie de alternatieven bespreken.

Sceptici gaan er vanuit dat Jezus van oorsprong een godheid was die later als mens werd voorgesteld. Het probleem met deze hypothese is de aanname dat de volgelingen van Jezus al na enkele decennia vergaten dat Jezus slechts een hemels wezen was. Een alternatieve aanname is dat de vroege christenen Jezus opzettelijk en tegen beter weten in voorstelden als mens. Dit impliceert dat de vroege christelijke leiders hun volgelingen voorlogen. Hoewel dergelijke aannames niet geheel uit te sluiten zijn, ligt de bewijslast bij de mensen die deze hypothese aanhangen. De hypothese dat aan de Jezus van de evangeliën een historische persoon ten grondslag lag is daarom veruit de waarschijnlijkste. De Jezus van de evangeliën past perfect binnen wat wij uit andere bronnen weten over het eerste eeuwse jodendom. Als Jezus een fictief figuur is, hebben de evangelisten wel erg hun best gedaan om hem realistisch te doen lijken.