Een Egyptische tegenhanger van het Exodusverhaal? (1)

Het Exodusverhaal is de meesten onder u wel bekend. Aartsvader Jacob, bijgenaamd Israël, woont met zijn twaalf zonen in Kanaän, waar hij als veehoeder in zijn levensonderhoud voorziet. Eén van zijn zonen, Jozef, wordt door zijn broers als slaaf verkocht. Hij komt in Egypte terecht, waar zijn gave om dromen te duiden aan het licht komt. Wanneer Jozef een droom van de farao interpreteert als zijnde een voorteken van een hongersnood, wordt Jozef gepromoveerd tot eerste minister. Hij krijgt de taak Egypte voor te bereiden op deze hongersnood. Wanneer de hongersnood eenmaal uitbreekt trekken de zonen van Jacob naar Egypte om daar voedsel in te slaan. Jozef wordt zo met zijn broers verenigd en nodigt de hele familie uit zich in de Nijldelta te vestigen.

De kinderen van Israël gedijen goed in de Nijldelta en worden bijzonder talrijk. Dit tot ongenoegen van de Egyptenaren. Op een dag komt een farao aan de macht die Jozef niet gekend heeft. Hij maakt de Israëlieten tot slaaf en beveelt zijn onderdanen alle pasgeboren jongetjes te doden. Desondanks weet een Israëlitische jongen, Mozes, aan dit lot te ontkomen. Hij groeit op aan het hof van de farao, totdat hij uiteindelijk zijn ware identiteit ontdekt en besluit te vluchten. Mozes wil zijn volksgenoten bevrijden en wordt door de Midjanitische priester Jethro ingewijd in de cultus van Yahweh, een mysterieuze maar machtige god. Met de hulp van Yahweh stuurt Mozes tien plagen op Egypte af, waarna de farao zich gedwongen ziet de Israëlieten te laten gaan.

Manetho

Omstreeks 300 v. Chr. leefde een Egyptische priester met de naam Manetho. Aan hem wordt een geschiedenis van Egypte toegeschreven, de Aegyptiaca, al is dit werk waarschijnlijk pas rond het begin van onze jaartelling opgetekend door de Griekse Egyptenaar Ptolemaeus van Mendes. De joodse geschiedschrijver Josephus (37-100) citeert de Aegyptiaca tweemaal in zijn boek Contra Apionem. In dit boek neemt Josephus stelling tegen de Egyptische geschiedschrijver Apion, die dezelfde passages geciteerd zou hebben om een Egyptische, anti-joodse interpretatie van het Exodusverhaal te ondersteunen.

De eerste passage gaat over de verdrijving van de Hyksos, een groep voornamelijk Noordwest-Semitische stammen die ca. 1650-1550 v. Chr. over de Nijldelta heersten. Na hun verdrijving zouden de Hyksos zich in Judea hebben gevestigd. Josephus stelt deze Hyksos gelijk aan de Israëlieten.

De tweede passage gaat over farao Amenophis, die enkele eeuwen na de verdrijving van de Hyksos leeft en Egypte wil reinigen van melaatsen en andere onreine mensen. Hij stelt hen te werk in steengroeven en huisvest hen in de stad Avaris, in de Nijldelta. Uiteindelijk komen de melaatsen onder leiding van de rebelse priester Osarseph in opstand. Osarspeh gebiedt zijn volgelingen de Egyptische goden af te zweren en het vlees van heilige dieren te nuttigen. Vervolgens nodigt hij de Hyksos uit om Egypte opnieuw te komen plunderen. Na een schrikbewind van dertien jaar weten Amenophis en zijn zoon Ramses de Hyksos, samen met Osarseph en de melaatsen, opnieuw te verdrijven.

Aard van de overeenkomsten

Sinds Josephus deze passages interpreteerde als verwijzingen naar het Exodusverhaal, hebben veel geleerden zich beziggehouden met de vraag hoe beide verhalen zich tot elkaar verhouden. De passages worden door de meeste geleerden als authentiek beschouwd, aangezien ze voldoende ‘eigen’ elementen hebben. Zo gebruikt de auteur van de Aegyptiaca de naam ‘Hyksos’ voor de mensen die volgens Josephus Israëlieten waren en beschrijft hij de uittocht van de Hyksos als een nederlaag. Het feit dat de auteur van de Aegyptiaca de Israëlieten ook nog in een kwaad daglicht stelt door hen te beschrijven als melaatsen die geen respect hebben voor de Egyptische tradities, maakt eveneens duidelijk dat deze passages niet geheel door Josephus zelf zijn bedacht. Aan de passages uit de Aegyptiaca ligt dus een Egyptisch verhaal ten grondslag.

Een parodie op het Exodusverhaal?

Een voor de hand liggende verklaring voor de overeenkomsten tussen het Exodusverhaal en de passages uit Aegyptiaca, is dat deze passages bedoeld waren als parodie op het Exodusverhaal. Manetho (of Ptolemaeus van Mendes, of Apion) zou bekend zijn geweest met dit verhaal en zich hebben geërgerd aan de anti-Egyptische boodschap. Om die reden zette hij het verhaal op zijn kop en maakte hij er een anti-joods verhaal van.

Het probleem met deze verklaring is dat deze nog steeds uitgaat van Josephus’ aanname dat de passages over de uittocht van de Israëlieten gaan. Wie de passages echter objectief leest, zonder te letten op Josephus’ eigen toevoegingen, ziet dat ze helemaal niet over de Israëlieten gaan, maar over de Hyksos en over een slavenopstand onder de rebelse priester Osarseph. De Hyksos hebben daadwerkelijk bestaan en hebben ook daadwerkelijk over de Nijldelta geheerst. Osarseph doet bovendien denken aan farao Akhenaten, die de cultus van alle goden uitbande, behalve die van Aten. Alleen de slavenopstand is moeilijk te plaatsen. Manetho lijkt dus helemaal niet de intentie te hebben gehad de Joden belachelijk te maken, maar schreef slechts over gebeurtenissen uit de Egyptische geschiedenis. Alle verwijzingen naar de Israëlieten lijken toevoegingen te zijn van Josephus (of Apion).

Hyksos = Israëlieten?

Voor de meeste geleerden is hiermee de kous af. De overeenkomsten tussen de Aegyptiaca en het Exodusverhaal komen voort uit de persoonlijke interpretatie van Josephus (of Apion). Toch blijft het interessant dat zowel de Egyptenaren als de joden in hun reconstructie van de geschiedenis erkennen dat een Noordwest-Semitisch volk uit Palestina over de Nijldelta heeft geheerst. Volgens de Bijbelse chronologie zouden de Israëlieten tussen 1928 en 1498 v. Chr. in de Nijldelta hebben geleefd, terwijl de heerschappij van de Hyksos van ca. 1650 tot ca. 1550 v. Chr. duurde. De Hyksos waren overigens al sinds ca. 1800 v. Chr. aanwezig in de regio. Maximalisten grijpen dit aan als argument voor de stelling dat het Exodusverhaal historisch betrouwbaar is. Minimalisten kennen weinig waarde toe aan deze overeenkomsten. Wie van deze groepen heeft gelijk? Of ligt de waarheid ergens anders? Volgende week meer…