De verspreiding van de Bantoetalen

In geheel Zuidelijk Afrika – van de Kameroen tot aan de Kilimanjaro en van het Grote Merengebied tot aan de Kaap – leven volken die zichzelf ‘Bantoe’ noemen. De talen van deze Bantoevolken zijn nauw aan elkaar verwant en hebben een gemeenschappelijke oorsprong die rond 2000 v. Chr. moet worden geplaatst. Een reeks migraties heeft de Bantoetalen naar de zuidelijke en oostelijke kusten van Afrika gebracht. Hieronder een reconstructie van deze migraties.

De Bantoetalen

De Bantoetalen vormen een tak van de Niger-Congo talenfamilie; vandaag de dag de op twee na grootste talenfamilie, na de Sino-Tibetaanse en de Indo-Europese talenfamilies. De Niger-Congotalen werden oorspronkelijk alleen in West-Afrika gesproken, langs de Guinese kust en de rivier de Niger, waar de talenfamilie de grootste interne diversiteit vertoont. De sprekers van het proto-Niger-Congo waren waarschijnlijk vroege landbouwers. Zeker is dat de beoefening van landbouw heeft bijgedragen aan hun succes. Het lijkt erop dat de Bantoetalen de meest oostelijke tak van de Niger-Congo talenfamilie vormden. De meeste geleerden zijn het erover eens dat het oorspronkelijke thuisland van de Bantoes in het grensgebied van Nigeria en Kameroen moet worden gelokaliseerd. 

De proto-Bantoes

Het proto-Bantoe werd waarschijnlijk gesproken rond 2000 v. Chr. Door hun kennis van de landbouw hadden de proto-Bantoes een voorsprong op hun oostelijke en zuidelijke buren, die in het regenwoud en op de savanne als jagers-verzamelaars leefden. Rond 1000 v. Chr. begon het proto-Bantoe zich te verspreiden en splitste de taal zich op in twee takken. De eerste tak trok oostwaarts, over de savanne ten noorden van het Kongobekken. De tweede tak trok zuidwaarts, langs de Atlantische kust.

Verspreiding van de Bantoes.
Auteur: Mark Dingemanse

De Urewe-beschaving

De eerste grote beschaving die met de Bantoes geassocieerd wordt is de Urewe-beschaving. Deze landbouwbeschaving met kennis van ijzerbewerking bloeide tussen 600 v. Chr. en 600 n. Chr. in het Grote Merengebied (Tanzania, Kenia, Oeganda, Rwanda, Burundi). Het klimaat was in die periode zeer gunstig. De Urewe-beschaving onderhield contacten met de Nilo-Saharaanse en Afro-Aziatische volken van Oost-Afrika, van wie de Bantoes veel leenwoorden en gebruiken overnamen, met name op het gebied van veeteelt. De Urewe-beschaving heeft de omliggende culturen sterk beïnvloed, wat de verspreiding van de Bantoetalen in de hand werkte.

Verdrijving van de inheemse bevolking

Met de verspreiding van Bantoetalen verspreidden zich ook de Bantoegenen. De Y-DNA haplogroep die met de Bantoes geassocieerd wordt – E1b1a – is van West-Afrikaanse oorsprong en zou waarschijnlijk tot West-Afrika beperkt zijn gebleven als de Bantoes zich niet over de rest van Afrika hadden verspreid. Voorafgaand aan de Bantoemigraties werd Afrika voornamelijk bewoond door jager-verzamelaarpopulaties die tot de haplogroepen A en B behoorden. Deze haplogroepen vormen nu een minderheid.

De Pygmeeën

Afrika ten noorden van het Kongobekken werd bewoond door volken verwant aan de Pygmeeën, dragers van haplogroep B. Toen de Bantoe zich op de savanne ten noorden van het Kongobekken vestigden, namen ze het beste land in bezit. Om te overleven voegde een deel van de plaatselijke jagers-verzamelaars zich bij de landbouwgemeenschappen van de Bantoes. Een ander deel trok zich terug naar meer afgelegen gebieden, zoals de regenwouden van het Kongobekken, waar ze zich al snel aanpasten aan hun nieuwe omgeving.

De Khoisan

Afrika ten zuiden van het Kongobekken werd bewoond door volken verwant aan de Khoisan, dragers van haplogroep A. Toen de Bantoes langs de Atlantische kust naar het zuiden trokken, werden deze volken verdreven en moesten zij zich terugtrekken in de Kalahariwoestijn. Rond het begin van onze jaartelling hadden de westelijke Bantoes Angola bereikt. De oostelijke Bantoes, die verwant waren aan de Urewe-beschaving, trokken intussen langs de Swahilikust naar het zuiden. Rond 500 n. Chr. bereikten ze de Kaap.

Auteur: Ulamm

De Bantoekoninkrijken

De meeste koninkrijken in Zuidelijk Afrika na 500 n. Chr. hadden waarschijnlijk een Bantoe-sprekende bevolking. De Bantoes van de Swahilikust onderhielden handelsrelaties met Ethiopische, Arabische, Perzische en Indiase kooplieden en stichtten welvarende koninkrijken die tot in de zestiende eeuw stand hielden. Verder naar het zuiden lag een koninkrijk genaamd Mutapa, met de monumentale hoofdstad Groot-Zimbabwe. Aan de Atlantische kust lag ten slotte het koninkrijk Kongo. Toen de Europeanen in de negentiende eeuw de binnenlanden van Afrika probeerden de koloniseren, troffen zij daar talloze Bantoekoninkrijken. Sommige daarvan bestaan nog steeds, zij het op een onofficiële manier. Het bekendste vroegmoderne Bantoekoninkrijk is het Zoeloekoninkrijk, dat zich in de negentiende eeuw nog tegen de Britse en Nederlandse kolonisten wist te weren.

Moderne geschiedenis van de Bantoes

De moderne geschiedenis van de Bantoes is sterk beïnvloed door de Apartheidsregime, door wie de naam ‘Bantoe’ werd toegepast op alle zwarte inwoners van Zuid-Afrika. Het Apartheidsregime maakte al plannen om de Bantoes onder te brengen in zogenaamde ‘Bantoestans’, waar de leefomstandigheden een stuk slechter waren dan in de rest van het land. Na de dekolonisatie en de val van het Apartheidsregime hebben de Bantoes echter hun politieke onafhankelijkheid herwonnen. Vandaag de dag zijn de Bantoes een van de grootste meta-etniciteiten ter wereld.